Brazilië op z'n Europees
Het laatste verhaal alweer van deze episode. Wow wat is dat snel gegaan, wat was het weer leuk en wat is het toch ook weer fijn om naar huis te gaan! We ruiken de stal, zoals m’n moeder altijd zegt als we aan het eind van een reis haast krijgen om naar het eindpunt te rijden. Maar eerst beleven we nog een maand van alles in het zuiden van Brazilië, dat steeds meer aanvoelt als Europa met z’n voornamelijk Duitse (maar ook veel Italiaanse) immigranten die hun stempel drukken op het landschap met hun vakwerkhuizen en gemillimeterde gazons en waar de bomen, naarmate we steeds zuidelijker komen, zich momenteel tooien in mooie herfstkleuren en we steeds minder palmbomen en andere exotische zaken tegenkomen.
Als we uit Rio vertrekken eind april, rijden we hetzelfde stuk richting Sao Paulo op ons gemak in 10 dagen langs de prachtige Costa Verde terug. We kamperen aan en zelfs óp mooie, rustige stranden met grote rotsen, wit zand, doorzichtige zee met grote golven, palmbomen, weinig mensen, geen badpak nodig, fregatvogels die boven ons zweven, eilandjes in de verte, af en toe een zeilboot of een groepje dolfijnen, bergen met jungle op de achtergrond, prachtig weer, een parasolletje, fel gekleurde sapjes met ijsblokjes en een rietje. Van die perfecte dagen, van af en toe zwemmen, zonnen, boek lezen, kaascrackertje eten, mensen kijken en een dutje doen. ‘s Avonds vliegen er vuurvliegjes om de truck. Ik vind een bot wat ik helemaal niet thuis kan brengen, heel apart van vorm, een soort waaier met allemaal uitstekende punten. Het blijkt van een zeeschildpad, wat een bijzondere vondst!
Ook stoppen we weer in Paraty en parkeren voor een aantal nachten aan het kanaal door het dorp dat eindigt in de zee vol kleurige bootjes die toeristen naar afgelegen stranden brengen. Een goede plek om ons eigen bootje op te pompen en zo’n afgelegen strand te bezoeken, motortje er op en gaan, een leuke dag op de baai met af en toe een vliegende vis waarvan er één net niet in de boot belandt.
We gaan een aantal keer uit eten met heerlijke cocktails er bij en iedere avond halen we in het dorp een toetje bij één van de dessertkarren, een grote bak op wielen vol lekkere taartjes, bonbons en kokoskoekjes.
Op de parkeerplaats is genoeg ruimte om wat klussen aan de truck te doen. Zo halen we het behang van de twee grote luiken, dat door de regen toch wel wat verkleurd is en lelijk is geworden. Hierbij valt één van de grote ramen 2 meter naar beneden op de stenen kapot, oh neeeeeee, die hebben ze nergens in zuid Amerika! Wat zonde! Na de eerste schrik blijkt het gelukkig mee te vallen, het plexiglas is dubbelwandig en alleen de buitenste wand is van onder naar boven gescheurd. Michiel kit de scheur dicht. Het verdient geen schoonheidsprijs en opvallend is dat veel Brazilianen de laatste tijd vragen of we uit Argentinië komen, het land van de aftandse en oude, (maar in mijn ogen prachtige) campers, maar het werkt, we zijn weer waterdicht.
We bezoeken de 10 km landinwaarts, in de jungle, gelegen waterval, waar de plaatselijke jeugd op hun blote voeten vanaf surft, een spectaculair gezicht! We badderen in de natuurlijke zwempoeltjes samen met een paar mooie voluptueuze Braziliaanse dames in minuscule bikini’s die zich van alle kanten liggend op de rotsen door hun vriendjes laten fotograferen voor hun Instagram, Michiel waant zich in het paradijs en terecht, hahaha.
Bij Sao Sebastiao staan we op een parkeerplaats met uitzicht op Ilhabela, een groot eiland, aan de overkant. Met een camper het eiland op wordt sterk ontmoedigd. Je moet een permit halen en verplicht op een megadure camping gaan staan. Dus blijven we twee nachten op deze plek, die vol staat met andere campers van vooral Brazilianen, maar ook Argentijnen en een stel uit Equador en vooral Michiel is helemaal blij dat hij veel aanspraak heeft en zich in het Spaans verstaanbaar kan maken, ik hoor hem regelmatig hard lachen en één van de Brazilianen zegt tegen mij “Ele é muito alegre oi” (hij is wel erg vrolijk he!). Michiel is niet zo van het whatsappen en bellen, maar meer van het face to face contact en dat maakt 3 maanden in Brazilië dan wel eens wat eenzaam. Ik heb juist veel appcontact, vooral met andere overlanders en de laatste tijd ook met een oudere psychiater die ik in Paraty heb ontmoet. Hij is helemaal weg van de truck en wil samen met ons een camping oprichten in de buurt van Sao Paulo waar hij een landhuis heeft. Hij appt iedere dag met al z’n plannen, stuurt vele filmpjes van z’n huis en land en ziet het blijkbaar al helemaal voor zich. Ondertussen heb ik geleerd dat we dit soort mogelijkheden die zich onverwacht voor doen niet weg moeten lachen maar serieus moeten overwegen, dus praten we over het beheren van een camping in Brazilië. Uiteindelijk slaat de weegschaal door naar “nee, doen we niet”, mede omdat deze man wel heel erg druk en maniform overkomt. Daarbij heeft ook Michiel z’n oude baan ondertussen weer terug per 1 juli en is het verlangen naar socializen in Nederland steeds groter aan het worden!
Ilhabela hebben we ondertussen op de fiets verkend, wat erg leuk was en we rijden weer verder richting “de stal”.
Na een lange en saaie rit door stedelijk en industrieel gebied rondom Sao Paulo bezoeken we een paar slaperige vissersdorpjes aan de kust en vinden een visrokerij met gerookte zeebaarzen, heerlijk! We zien er opossums (lijken op megagrote ratten met lang haar) over de daken lopen als het donker wordt en het ziet er spooky uit met de flitsen van het hevige onweer dat is los gebarsten. Ons bezoek aan een afgelegen natuurgebied bij Paranagua cancelen we aangezien het fris en regenachtig is voor een paar dagen. We besluiten naar de goed georganiseerde en nette stad Curitiba te gaan, waar we prachtige moderne kunst zien in het Oscar Niemeijer museum, dat gebouwd is in de vorm van een groot oog en op zichzelf al kunstig oogt, dus. We zijn er een hele middag zoet. De stad heeft veel flats maar ook veel groen en aangelegde parken waar capibaira’s in rond lopen, er zijn weinig oude gebouwen. Een echte werkstad waar het ‘s ochtends heerlijk fris is en ik wakker lijk te worden uit m’n warme vakantie apathie van afgelopen maanden en zin krijg om weer van alles te ondernemen. We bezoeken een aantal bezienswaardigheden, o.a. een bijzonder concertgebouw dat in een sinkhole gebouwd is.
De volgende dag nemen we de trein door de bergen naar Morretes, een leuk dorp waar we een middagje rond wandelen en met de truck niet kunnen komen i.v.m. de te kronkelige en smalle bergweg er naar toe.
Florianopolis is de toegangsstad naar het schiereiland Santa Catharina (60 x 20 km) dat liefkozend “Floripa” wordt genoemd. Daar verblijven we 5 dagen op een camping, Michiel doet er nog wat klusjes en ik verdwaal in deel 8 van de zeven zussen. Natuurlijk verkennen we ook het eiland op zowel de fiets als de motor en we maken nog een mooie wandeling naar een afgelegen baai. We proberen de locale seafood (lekkere garnalen), wagen ons nog eens aan een Acai ijsje (bleeehh) en genieten van het vers gebakken volkorenbrood dat nog lekkerder is dan een gebakje. Ook ontmoeten we onze eerste Nederlandse overlanders in Brazilië, Niels en Carlijn en later Ben en Elise met hun twee dochtertjes. Gezellig om weer eens even te kunnen kletsen zonder na te hoeven denken.
Daarna begint voor ons gevoel de trip naar Uruguay, ons eindpunt. We rijden iedere dag een flink stuk om de laatste 1600 km te overbruggen en doen er 8 dagen over. Natuurlijk zien we onderweg nog leuke dingen. Zo overnachten we in de kustplaats Laguna waar generaties vissers al 120 jaar op symbiotische wijze samen vissen met generaties bottlenose dolfijnen in de riviermonding waar van mei t/m juli grote scholen harders zwemmen. Deze vissen zijn normaal te snel voor de dolfijnen én voor de vissers om te vangen. Maar in deze rivier woont een vaste groep dolfijnen die de scholen vis richting de vissers jagen die klaar staan met hun werpnetten. Als de vissers de dolfijnen aan zien komen, gooien ze hun net over de harders, die schrikken en dan snel omkeren zo de bekken van de dolfijnen in. Een bijzonder gezicht. Zo helpen ze elkaar en hebben ze er allemaal wat aan. Wij ook want voor een paar euro kopen we twee grote vissen waar we drie dagen van eten, rauw in de ceviche en heerlijke in boter gebakken filets, mmmmm.
We rijden ook nog een paar dagen door de bergen in het achterland waar we diepe canyons, Araucaniabossen en prachtige watervallen zien. Ik spot een zeldzame blauwe kraai en we zien eindelijk een neusbeertje die we nog kennen uit Guatemala, lang geleden. We rijden door Europees aandoende stadjes als Canela, Gramada en Nova Petropolis met gemanicuurde tuinen, afvalvrije straten, Duits pratende bewoners, kuchen, gerookte ham, vakwerkhuizen en bierbrouwerijen. Tot ons vermaak en grote vreugde vinden we ook nog restaurant “Zaandam” waar we genieten van echte bitterballen, friet met mayo en een Ceasarsalade. De dure speculaasjes laten we deze keer, weliswaar kwijlend, staan omdat we toch over een week thuis zijn. De laatste dagen rijden we door landbouwgebied met veel vogels zoals ooievaars en later ook nog capibaira’s en kaaimannen.
Zo verlopen de laatste dagen soepel en net als we verzuchten hoe goed alles is verlopen, hoe leuk we het hebben gehad en dat de truck het zonder problemen heeft volbracht, begint deze te sputteren en valt in eens de motor uit op de snelweg! Wonder boven wonder rijden we deze keer eens niet in the middle of nowhere maar net bij een afrit naar een benzinestation. We kunnen nog net uitrijden en eindigen precies naast de dieselpomp, ongelooflijk. Blijkt dat we de tank hebben leeg gereden (de meter doet het niet). We tanken vol, maar starten lukt niet voor het eerst in 7 jaar dat we truck nu hebben. Het systeem heeft lucht aan gezogen, dus moet er eerst ontlucht worden, volgens Michiel (hoe weet hij dit allemaal, ik verbaas me iedere keer). Vervolgens fixt hij de boel en rijden we de laatste twee dagen van ons rondje rond. De grensovergang naar Uruguay is appeltje eitje en al snel zitten we aan de BBQ bij Marieke en Jan, waar ook Inge zich toevallig voorbereid op terugkeer naar Holland en er nog een Nederlands stel net aankomt (Coen en Saskia), gezellig! Deze ochtend werden we wakker met rijp op het gras en de ramen. Nachtvorst! Nu is het echt tijd om de truck te stallen voor de volgende keer en naar huis te gaan.
Dat er een volgende episode komt, is zeker. De rit naar het noorden of te wel naar Suriname via de oostkust van Brazilië of naar Colombia via de westkant Bolivia/Peru/Ecuador gaat het nog niet worden. We kunnen het hierover namelijk niet eens worden en er moeten nog wat logistieke problemen qua stalling en visa opgelost worden. Dus hebben we besloten nog een keer naar Argentinië en Chili te gaan, waar we een groot deel van het midden gemist hebben en waar ondertussen alle grensposten weer open gaan nu Corona uit het nieuws verdwenen is. Of het weer 7 maanden zullen zijn, zijn we ook nog niet over uit. We vonden het allebei best lang, ik heb dan toch last van heimwee en Michiel wil graag wat om handen hebben. Wel blijven we het reizen met de truck allebei heel leuk vinden, de vrijheid, de ontmoetingen, iedere dag een andere achtertuin en de mooiste uitzichten, blijven dingen die we graag samen beleven. Voor nu dus even het laatste reisverhaal maar zeker nog niet het einde!
Bedankt voor alle leuke en positieve reacties, daar hebben we allebei heel erg van genoten! Het idee dat jullie mee reisden met ons gaf extra sjeu en een extra dimensie om ons te blijven verwonderen en niets als vanzelfsprekend te aanvaarden. Tot snel! xxx
Brazilië en nog meer toevallige ontmoetingen
We moesten even wennen aan Brazilië en z’n uitbundige, sportieve, vrolijke en luidruchtige (ik denk steeds dat er ergens ruzie is, maar Brazilianen praten gewoon hard of zelfs schreeuwend) bewoners, het kijken en bekeken worden, de onbegrijpelijke taal, het nooit pikante en nooit kruidige eten, en de hoge uitgaven in de megasupermarkten, bij de pomp en in de veelal teleurstellende restaurants. Maar ondertussen hebben we onze weg en onze draai gevonden en zijn we langzaamaan verliefd geworden op dit heerlijke land!
Het dagelijkse kwartiertje Portugese les via een app werpt z’n vruchten af en we vinden eigenlijk verrassend veel overeenkomsten met Spaans nu we weten hoe woorden uitgesproken worden en wat ze betekenen. We eten vaker thuis met de lekkere Chileense Aji (hete saus) altijd op tafel (sambal kennen ze niet in Zuid Amerika) of we gaan naar een goedkoop kilorestaurant waar ze meestal veel salades in het buffet hebben en je zelf kunt bepalen wat er op je bord komt.
Het steeds bekeken worden voelt minder als een keuring, Brazilianen zijn gewoon erg van het uiterlijk, en dat zie je ook wel, de meeste mensen zijn prachtig en allemaal verschillend, dus kijken we lekker terug, zonder dat mensen daar dus aanstoot aan nemen, integendeel daar sporten ze juist zoveel voor, kleden ze zich in opvallende kleuren en laten ze veel ontblote sixpacks en veel van borsten en billen zien. De nadrukkelijke aanwezigheid van de Brazilianen ontvluchten we soms door op afgelegen plekken te parkeren en kunnen we over het algemeen juist ook wel waarderen, de mensen zijn enthousiast, delen kennis over waar en wat leuk is, maar ook over waar je op moet passen en waar het onveilig is.
Dat laatste horen we een beetje teveel naar onze zin. Zeker nu we richting Rio gaan, worden we veel gewaarschuwd voor gewapende overvallen of dat je telefoon uit je hand wordt getrokken, en allerlei trucks om je van andere waardevolle spullen te ontdoen. Een buitenlands nummerbord valt natuurlijk erg op en daar zouden dieven ook echt naar op zoek zijn. We zijn dus best wat gespannen en extra alert, halen een oude, over de datum zijnde, bus pepperspray van de vorige eigenaren achter de bank vandaan en leggen die standby bij de achterdeur, rijden met de cabinedeuren op slot en doen de ramen dicht als we lang bij een stoplicht moeten wachten (‘s nachts mag je in grote steden door rood rijden i.v.m. de vele overvallen bij stoplichten blijkbaar). Als er ‘s nachts een keer op de camper geklopt wordt terwijl we aan een strand vlakbij Rio geparkeerd staan, schrikken we dan ook behoorlijk en reageren niet. Er gebeurt verder niets, en we realiseren ons dat we eigenlijk best veilig zijn in de truck, niemand kan bij ons komen zonder ladder (de trap doen we ‘s avonds naar binnen) en dan nog is het heel moeilijk. Naar binnen kijken kan ook niet, want alle luiken en rolgordijnen zitten dicht (lang leve de extra ventilator!). Daarom durven we het aan om uiteindelijk alles bij elkaar meer dan een week op een parkeerplaats (er zijn hier geen campings) midden in Rio de Janeiro te wonen en dat bevalt uitstekend!
Rio, wat een stad! Alleen al de ligging is spectaculair! Mooie puntige bergen bedekt met jungle rollen zo de blauwe zee in, lange witte stranden, maar ook lieve kleine schilderachtige baaitjes, eilanden voor de kust, palmbomen werpen lange schaduwen over het zand tegen zonsondergang, een zoutwaterlagune (waar wij geparkeerd staan) achter het Ipanema strand en een grote natuurlijke haven door de mooie baai waar de stad aan ligt. We bezoeken de stad veelal op de fiets. Er zijn goede fietspaden en zeker langs de stranden en door de achterliggende parken is het heerlijk fietsen. We nemen de pont naar de overkant van de baai om Rio eerst eens even van een afstandje te bekijken. Daar bezoeken we ook het museum voor moderne kunst, het gebouw is ontworpen door de bekendste architect uit Brazilië, Oscar Niemeyer. Het ziet er uit als een ufo en is dramatisch goed geplaatst boven op een klif aan de zee. Terug fietsen we weer langs de stranden, drinken her en der een sapje en beschouwen de Braziliaanse strandcultuur, want zo kun je het echt wel noemen en het is een feest om naar te kijken. Overal zijn ze aan het sporten, of het nou hardlopen, volleyballen, surfen of fitnessen (op sommige plekken staan hufterproof fitnessapparaten, goed idee!), skateboarden of fietsen is. Ook wordt er flink geflaneerd in de dus überkleine bikini’s en zwembroekjes. Iedereen zit in een klein vrolijk gekleurd strandstoeltje wat ze van thuis meenemen of wat je bij ieder drankstalletje kan huren. De Carioca’s (mensen uit Rio) hebben allemaal zo hun favoriete stukje strand en zo ontstaan er dus echt een soort buurten op het strand met hun eigen naam en strandpaalnummer, waar iedereen elkaar kent. Er klinkt muziek, iedereen is vrolijk en praat met elkaar, verkopers met mooi gekleurde cocktails op dienbladen lopen rond en het weer is heerlijk met zon, 30 graden en een windje. Wow wat een sfeertje. De volgende dagen maakt Michiel een duosprong met een parapenter boven Rio en vermaak ik met op de hippie markt. We fietsen langs een mooi gebouw van Calatrava (Museu do Amanha) en langs de kade waar de cruiseschepen aanmeren met mooie streetart en een leuke boulevard. We wandelen door de botanische tuin met z’n bijzondere hoge palmbomenlaan, megagrote ronde waterlelies en aapjes die zich tegoed doen aan de jackfruitvruchten. Tussendoor terrasjes, ijsjes, bakkies koffie en natuurlijk onze dagelijkse portie Pao de Queijo, wat een feest. Overal vanuit de stad en ook vanuit de camper hebben we zicht op het iconische jezusbeeld dat zo kenmerkend is voor Rio.
We moeten ons bezoek aan Rio echter veel te vroeg weer afbreken na 4 dagen omdat we met pasen in Ouro Preto willen zijn en dat is best nog een eindje rijden van af hier. Ook zijn de accu’s aardig leeg (de zonnepanelen pakken niet voldoende zon onder de bomen) en de wc cassette vol, dus tijd om te gaan. Helaas is dat makkelijker gezegd dan gedaan blijkt.
De stad is vol en druk met verkeer, als we de ringweg opdraaien om door de tunnel de kortste weg te pakken, worden we door de politie tegen gehouden, we mogen er als vrachtwagen niet door. Het hele verkeer (3 banen breed) wordt stil gelegd om ons achteruit te laten rijden en terug de nauwe straatjes in de dirigeren. Tjonge wat nu? Dwars door de stad dan maar, wat uiteindelijk 2 uur langer duurt dan door die tunnel. Daar is het ook nog spannend met borden verboden voor vrachtwagens (die we negeren), lage voetgangersbruggen waar we echt net onderdoor kunnen (automatisch bukken we, hahaha) en nog een tunnel waar we tegen gehouden worden door een verkeersregelaar omdat we een vrachtwagen zijn. Ik leg uit dat we een mobile home zijn en geen vracht hebben, en ik zie hem daarop naar de achteras kijken, waar we enkele banden hebben en geen dubbellucht, daarop wuift hij ons door en kunnen we gelukkig verder. Het is wel een mooie tocht zo over de boulevard en daarna langs de kade waar we 3,5 jaar geleden een regenachtige dag met de Grimaldiboot hebben gelegen voordat we doorvoeren naar Montevideo en ons overlandavontuur begon. Leuk om daar dan nu daadwerkelijk te rijden! We rijden de bergen in en het wordt gelukkig een stuk rustiger op de weg. We overnachten weer eens bij een benzinestation, waar we heerlijk uitgebreid kunnen douchen en overnachten, gratis, ómdat we een vrachtwagen zijn. Het heeft ook zo z’n voordelen.
Als we de volgende dag verder rijden, zijn we nog geen kwartier op weg als ik Michiel ineens als een malle zie zwaaien. Nou gebeurt dit heel vaak, want ook hier in Brazilië wordt, zoals in Argentinië en Urugay, veel getoeterd en gezwaaid naar ons. Maar Michiel draait z’n raampje, al rijdend op de snelweg, open en begint in het Engels iets te roepen. Dan zie ik het, het is Taua, de Braziliaanse fotograaf, die we vorig jaar (precies een jaar geleden blijkt) in Argentinië hebben ontmoet en twee dagen mee zijn opgetrokken, rijdt op z’n Harley naast ons! Nou wat bizar toevallig in dit immens grote land!! We stoppen een eindje verder langs de kant en begroeten elkaar enthousiast, we kunnen er alle drie niet over uit elkaar weer te treffen. Taua blijkt hier vlakbij te wonen maar is onderweg naar z’n werk en wij naar de paasviering, dus na bij gekletst te hebben, nodigt Taua ons uit om volgende week naar z’n verjaardagsfeest te komen om dan verder te praten. Superleuk!
Voordat we in Ouro Preto zijn, overnachten we halverwege in Tiradentes, een leuk toeristisch koloniaal dorpje onderaan een steile berghelling met een heuse stoomtrein die 4x per dag langs de camper rijdt terwijl ik daar het vorige reisverhaal zit te schrijven. Grappig hoe geuren je instant ergens aan kunnen herinneren en prompt zit ik op de vestingdagen in Hellevoetsluis, waar ook altijd stoommachines te zien (en te ruiken!) zijn. Als de locomotief toetert is mijn herbeleving compleet. Michiel heeft er ondertussen het motormuseum bezocht en als we weg gaan moet hij daar nog even met de truck langs van de eigenaar die graag wil zien hoe we de motor mee hebben op de truck. Na een foto en filmsessie kunnen we eindelijk op weg en komen op goede vrijdag aan in de stad Ouro Preto, één van de rijkste steden ooit toen daar een paar eeuwen geleden goud werd ontdekt in de omliggende bergen. Prachtige gebouwen, vele barokke en dus rijk versierde kerken en leuke musea zien we de volgende dagen. Wat hierbij opvalt is dat de schilderingen en beelden vaak een Braziliaans uiterlijk hebben, zo zien we een wel heel donkere Maria én Sinterklaas.
Op zaterdagnacht versieren de bewoners de straten met gekleurd zaagsel dat ze in allerlei figuren neerleggen en zo een tapijt vormen waar zondagochtend de paasprocessie over heen loopt. We staan om 5.00 uur op, zodat we het tapijt kunnen bekijken zonder omstanders en nog helemaal onbelopen. Het ziet er prachtig uit, de verstilde, soms steile straatjes zo in de vroege ochtend met de kleurrijke motieven en patronen op de grond en gekleurde doeken die uit de ramen hangen. De klokken in de stad beginnen te luiden, er komt steeds meer volk op straat en vervolgens komt de processie langs lopen. Honderden mensen verkleed als engelen, paters, volgelingen en muzikanten lopen zingend en biddend voorbij terwijl het geluid van de klokken dit mooi complementeert. De donkere meisjes met hun witte vleugels en mooie jurkjes zien er schattig uit. Bijzonder om dit mee te maken.
Hierna trekken we ons 3 dagen terug in een afgelegen oud klooster in een natuurgebied 100 km verder naar het noorden. Hier vieren we m’n verjaardag, maken we een paar mooie wandelingen naar o.a. een waterval en verblijven in de sfeervolle posada (herberg) met 3x daags een overheerlijk en uitgebreid buffet. De overblijfselen van al dit overdadige eten worden niet weg gegooid maar worden ‘s avonds boven aan de hoge trap voor de kerk gelegd, waar dan dieren op af komen, o.a. bestaat de mogelijkheid om dan de zeldzame manenwolf (ik had er nog nooit van gehoord) te aanschouwen. Of er dieren komen en hoe laat is altijd maar afwachten volgens het personeel, ook afhankelijk van hoe luidruchtig de hotelgasten zijn en allerlei andere factoren zoals weer, tijd van het jaar enz….
Zodra de bak met eten is neer gezet voor de kerkdeur, begint het lange wachten. Het regent, dus ik installeer me op een stoel voor een open raam met uitzicht op de donkere jungle onderaan de kerktrap. Michiel is er van overtuigd dat we niets gaan zien en installeert zich op een bank met z’n telefoon (gelukkig is er internet). Er staan nog wat mensen in de deuropeningen te wachten, maar iedereen haakt na een tijdje af. Na 3 uur wachten en iedere keer de gedachte “en nou ga ik naar bed”, denk ik terug aan het verhaal van Rene en Marijke uit Holambra. Zij waren hier ook ooit (zo kwamen we ook op het idee), Marijke vertrok na een paar uur wachten naar bed, maar Rene bleef zitten tot hij uiteindelijk om 4.00 uur ‘s ochtends de maanwolf zag. Dus blijf ik zitten, desnoods de hele nacht, maar gelukkig zie ik een half uur later ineens een bijzonder en groot beest verschijnen op de rand van het donkere bos en waar het zwakke licht van de kerk schijnt. Snel gebaar ik naar Michiel en lopen we naar de deuropening bij de kerk. Daar is onze verbazing groot als de maanwolf ook nog een jong bij zich blijkt te hebben! Het lijken wel dieren uit een sprookje, een soort grote vossen op hele hoge dunne benen, en in hun nek zwarte manen. Ademloos kijken we toe hoe het jong zich te goed doet aan de kippenbouten terwijl z’n moeder schichtig op de uitkijk blijft staan, ze zijn duidelijk niet op hun gemak en binnen een paar minuten zijn ze weer weg. Misschien geen toevallige maar wel een hele bijzondere ontmoeting met een mythologisch dier dat zich normaal niet snel laat zien. Wow!
Als we na drie dagen de truck weer instappen en beginnen aan de afdaling door de bergen, blijkt al snel dat het gaspedaal af en toe blijft hangen wat het heel lastig maakt om normaal te rijden. Nog geen 2 km van het klooster af stoppen we. Michiel haalt de motor van de voorkant en kantelt de cabine om te zoeken waar de boel stagneert, dit kan op meerdere overbrengingspunten zijn. Er zit wat speling her en der maar niet iets echt duidelijk kapot of zo. Dan maar naar een garage, maar we zitten weer eens in the middle of nowhere zonder bereik. Dus alles ingespoten met WD40, cabine en motor op z’n plek en terug naar het klooster waar we via hun internet een garage vinden 80 km verder. Met horten en stoten rijden we die kant op, maar de dag is al een eind om, het gaat niet hard in de bergen en de zon zakt snel achter de horizon. We overnachten weer bij een benzinestation en als we de volgende dag door rijden, lijkt alles het weer goed te doen. De garage slaan we dus maar over en we rijden alsnog richting kust in twee dagen door mooi heuvelachtig landschap met veel bossen met daartussen oude fazenda’s met mooie palmbomen en koffieplantages, af en toe zien we toekans vliegen met hun grote kleurige snavels. Taua’s verjaarsfeest is gecanceld door omstandigheden en dat betekent dat we niet via zijn woonplaats terug hoeven te rijden.
Aan de oostkust ligt Búzios, het St. Tropez van Brazilië, op een schiereiland dat een eind de zee in steekt en erg mediterraan aandoet met z’n baaitjes vol zeilboten, mooie huizen vol tropische bloemen op de heuvels, leuke restaurantjes met seafood, heerlijke weer, en super heldere blauwe water. Brigit Bardot kwam hier vaak met haar Braziliaanse vriend, er zit zelfs een standbeeld van haar op een bankje aan de boulevard. Hier hebben we een paar heerlijke stranddagen, met snorkelen zien we zeeschildpadden en mooi gekleurde vissen. Als we een rondje over het schiereiland fietsen zien we vanaf een uitzichtpunt walvissen spuiten in de verte.
Een eindje voorbij Búzios ligt een grote lagune waarover ik lees dat er zeepaardjes leven en wat ook een prima plek lijkt om ons bootje weer eens op te blazen voor een zeiltochtje. Helaas loop ik een oorontsteking op door het snorkelen waar ik een paar dagen hangerig van ben, van zeilen en zeepaardjes zoeken komt niet veel. Daarbij regent het ook en hebben we na een tijdje de lagune wel gezien. We rijden door naar een volgend dorpje, Saquarema, minder toeristisch als Búzios, met een mooie kerk op een heuvel aan de zee. We staan weer op een mooie plek aan de kade tussen een lagune en de zee in en zien ‘s ochtends de zeeschildpadden voorbij de truck zwemmen. We blijven er plakken, aanschouwen het strandleven van de Brazilianen op hun stoeltjes en met hun parasol, golfsurfers, kayakers en supboarders op het water, vissers en snorkelaars met hun harpoengeweren die zelfs een grote murene vangen, koereigers en de kadekat die geduldig wachten tot hun een ondermaats visje toegeworpen wordt, parapenters in de lucht en maken (moeizame) praatjes met andere kadebewoners die daar in vwbusjes het weekend doorbrengen en mij voorzien van echte Braziliaanse koffie als ze me bezig zien met oplos cappuccino. De dagen vliegen voorbij, Michiel maakt een lekkere tocht op z’n mountainbike, speelt met de drone en knutselt nieuwe spatlappen voor de truck. Ik hang m’n stoel in een boom aan de kade, klets met de kat (die verstaat me tenminste), verf een krukje in de kleuren van de truck en lees me in op de laatste maand die straks in gaat. We pakken af en toe een terrasje, halen een ijsje bij de zelfschepwinkel en wandelen naar de kerk waar een mooi uitzicht is. En zo zijn er weer 4 dagen voorbij!
De terugweg naar Rio verloopt een stuk soepeler, er staat geen politie bij de tunnel, we negeren de verbodsborden voor vrachtwagens en binnen no time staan we weer op onze parkeerplek waar we drie weken geleden vertrokken voor een mooi rondje door de provincie Minas Gerais. We fietsen gelijk ‘s middags naar Pao de acucar, een hoge rots op de punt van de baai bij Rio, en gaan met de kabelbaan (én honderden andere toeristen) naar de top. Ook daar zien we de Cristo Redentor weer uitnodigend met z’n armen wijd op een berg in de verte staan. We drinken wat bij de sunsetclub met een weergaloos uitzicht over heel Rio, de baai, de stranden en de zee en ik denk aan de regenachtige foto’s uit Nederland en het krantenartikel dat het daar al 172 dagen niet boven de twintig graden is geweest, precies het aantal dagen dat we vandaag in Zuid Amerika zijn, terwijl het hier al die tijd dus juist boven de twintig, vaak boven de dertig en zelfs een keer boven de veertig graden was. Het blijft bijzonder al die verschillen op één en dezelfde aardbol.
Ons bezoek aan Rio besluiten we met een rondwandeling door het centrum met z’n vergane glorie art deco huizen waar soms hele bomen uit de gevel groeien, nietszeggende wolkenkrabbers en standaard massapubliek winkels en restaurants zoals die in iedere grote stad te vinden zijn. Ook liggen er veel daklozen op de straten en ruikt het overal naar poep en pies. Het centrum kan ons niet bekoren.
Tot slot nemen we de trein naar de Cristo Redentor die zo beeldbepalend en alom aanwezig is in deze stad, 700 meter boven zeeniveau staat het beeld. Het blijkt een goede afsluiter van ons bezoek aan deze wereldstad. Het uitzicht is werkelijk fantastisch en van dichtbij kan ik de mozaïektegeltjes eindelijk zien waar het beeld mee bekleed is. Dag prachtige stad, wat een belevenis dat we hier een week mochten wonen, fietsen en genieten. We hebben ons geen moment onveilig gevoeld en geen nare dingen meegemaakt gelukkig, maar vandaag gaan we je verlaten om nog één maand door het zuiden van Brazilië te reizen. We hopen op nog meer onverwachte ontmoetingen en laten ons graag verrassen.
Brazilië en toevallige ontmoetingen
Wow wat een compleet andere wereld vergeleken bij Bolivia! We merken het direct bij de grensovergang. Aan de Boliviaanse kant stempelt de stugge, oogcontactvermijdende, kleine douanier na ons geduldige wachten in de lange rij (en nadat hij nog iemand terug stuurt die geen vaccinatiebewijs bij zich heeft) eindelijk onze paspoorten. Aan de Braziliaanse kant worden we vrolijk welkom geheten en is het oogcontact zeer direct en haast flirtend, zijn we de enigen, is alles goed georganiseerd, hebben we een gezellig praatje met de douaniers, en krijg ik nog een vette knipoog en duim omhoog als we langs rijden met de truck van de boomlange, blonde brede Harry waar we net mee hebben staan praten. Ik vertel het blozend aan Michiel, hahaha.
Ook Corumbá, de eerste stad die tegen de grens aanligt een kwartiertje rijden verder, ziet er compleet anders uit dan de rommelige, chaotische, vieze, modderige Boliviaanse grensstad vol zwerfhonden waar we net vandaan komen (wat ik overigens ook wel wat vind hebben). Brede geasfalteerde straten, de huizen zijn af, er staat wat hoogbouw, grote supermarkt met airco en allemaal andere producten die ik helemaal niet ken, luxe kleding winkels, de bekende eettenten zoals Subway en Burgerking, geen afval op straat, prullenbakken waar nodig. Super verzorgde mensen in de laatste mode in alle vormen, maten en kleuren, live muziek op heerlijke terrasjes én Europese prijzen, dat is dan wel weer een beetje jammer. Onze Nederlandse zuinigheid speelt op nu we de bankrekening alleen maar zien slinken. Als ik later, rijdend op de snelweg via WhatsApp, een balletje opgooi bij m’n oude werkgever over werken in de zomer, heb ik binnen 10 minuten een contract precies zo als ik het wens. Zo heeeee die pakt even lekker door! Superfijn dat die zekerheid er in ieder geval is, dan kunnen we toch af en toe nog uit eten zonder schuldgevoel, want dat is hier ook wel bijzonder.
In Brazilië zijn er heel veel all-you-can-eat buffet restaurants met lekker gegrild vlees (van kippenhartjes tot varkensbillen en alles er tussen in) aan spiesen op de BBQ, die je dan aanwijst en de kok een stuk voor je afsnijdt. Ook kan je er voor kiezen dat je één keer opscheppen genoeg vind. Dan betaal je per gewicht van wat je op je bord hebt liggen. Zo leuk om allerlei nieuwe dingen te kunnen proberen door zelf op te scheppen. Bij de tankstations en overal in de stad kun je Braziliaanse snacks kopen, salgados zijn hartig, doces zijn zoet en dan is er ook nog een speciaal soort bevroren fruitpulp van Açaibessen vol antioxidanten, maar ons kan het niet echt bekoren. Wel zijn we binnen een paar dagen verslaafd aan Pão de Queijo, een soort warm rond broodbolletje met taaie buitenkant en smeuïge, zoute kaas binnenkant. We kopen het bijna dagelijks als tussendoortje of voor lunch, heerlijk! Ook proeven we de Caipirinha, een typische Braziliaanse cocktail met suikerrietrum en limoen. Ik houd niet van sterke drank maar deze vind ik, zo af en toe ééntje, echt wel lekker tot mijn eigen verbazing.
De klamme hitte en agressieve muggen hebben geen weet van grenzen en ook hier zweten we de camper uit en worden we helemaal lek geprikt. Als eerste gaan we dus op zoek naar een extra ventilator en de andere levensbehoefte namelijk internet. Met grote schaamte biechten we elkaar de laatste maanden onze confronterende schermtijdrapporten op die onze telefoon iedere week stuurt met daarin het aantal uren per dag dat we op onze telefoon kijken en de top 3 van welke apps we het meeste gebruiken. Daar staat altijd wel een stom spelletje en iets van social media bij en de uren die we daaraan besteden zijn schrikbarend en durf ik hier niet eens te noemen. We praten het goed door het onder het kopje ontspanning en het onderhouden van onze sociale contacten te schuiven, wat het ook echt wel is. Maar als ik er aan denk wat er allemaal zou kunnen als ik die uren zou gebruiken voor bijvoorbeeld meer beweging, nieuwe dingen leren, gitaar spelen, lekkere recepten uit proberen, kunst maken enz…word ik helemaal niet goed. Dus proberen we bewust te minderen met schermtijd of dit meer te gebruiken voor het ontdekken van weetjes over Brazilië, het leren van de taal en het bestuderen van de kaart. Maar ook daar hebben we internet voor nodig en dat blijkt dus helemaal niet makkelijk te zijn in Brazilië.
We lopen langs kantoortjes van providers en telefoonwinkels, maar overal krijgen we te horen dat je alleen een simkaart kunt kopen met een CPF nummer, zeg maar een Braziliaans BSN nummer, en dat er geen rekening met buitenlandse toeristen is gehouden in de wetgeving hierover. Die moeten het die paar weken dat ze hier zijn maar met de wifi van hun hotel of restaurants en zo doen. Hmmmm, wij gaan hier 3 maanden zijn, en zullen niet veel in restaurants en al helemaal niet in hotels zijn. Via WhatsApp groepen met andere overlanders horen we dat ze tegen hetzelfde probleem aanlopen en je dus een Braziliaan moet vinden die z’n CPF nummer aan je uit wil lenen. Ja jeetje wie doet dit nou, dat zou je zelf toch ook nooit doen met je BSN nummer? We leggen ons er maar bij neer dat we af en toe wifi kunnen pakken als we op een camping staan of inderdaad als we uit eten gaan.
Dus dan maar door met onze zoektocht naar een ventilator. Daar is probleem nummer twee. We kunnen ons helemaal niet meer verstaanbaar maken hier, niemand spreekt Engels en het Portugees dat her en der vrolijk tegen ons aan gebabbeld wordt, klinkt als Russisch, we kunnen er echt helemaal niets van maken! Tjonge we voelen ons 2 grote kleuters en zijn enorm opgelucht als we in een van elektronica zaken een jonge Engels sprekende verkoper vinden. Hij verwijst ons naar een andere winkel waar ze apparaten met 220 Volt verkopen en geeft z’n WhatsApp voor als we nog vragen of hulp nodig hebben. Nou wat een lieverdje die Alessandro! Hij lijkt het ook leuk te vinden om z’n Engels (dat hij heeft geleerd door veel te gamen) te kunnen oefenen en appt veel heen en weer met Michiel. Zo komt ook ons internetprobleem ter sprake en binnen no time regelt hij een simkaart voor ons, installeert hij deze en wordt hij onze lifeline steeds als we weer eens moeten opwaarderen en er niet uitkomen, super aardig. Als dank nemen we hem mee uit eten en hebben we een hele gezellige lunch waarin hij ons veel vertelt over zijn leven, z’n dromen en de gebruiken van het land. Hopelijk kunnen we hem ooit in Europa ontvangen, één van zijn grote dromen.
We bevinden ons dichtbij de Pantanal, een enorm groot moerasgebied met veel wildlife, dat wordt gezien als één van de hoogtepunten van Brazilië. De beste tijd om dit te bezoeken is van mei t/m oktober, dan staat het water laag en verzamelen de dieren zich bij de nog weinige waterpoelen. Nu, einde regentijd, zijn de rivieren overvol water, de bomen en struiken dichtbegroeid en wegen overstroomd. We hebben ons er al bij neergelegd dat een excursie naar het gebied waar jaguars te zien zijn, niet gaat lukken. Er gaan in deze tijd niet eens tours heen. De natte modderwegen zijn ook niet te doen voor de truck, we zakken er in weg of glijden er van af. Als we een klein stukje het gebied proberen in te rijden, en uitstappen onderweg om kaaimannen te kijken, kunnen we elkaar niet meer zien door de wolken muggen die direct op ons afstormen ondanks de dikke laag antimug spul en we worden helemaal gek van het geprik, de hitte en de hoge luchtvochtigheid. Gatver, snel weg wezen hier, dan maar geen dieren. Gelukkig hebben we er verleden jaar veel gezien in NP Ibera in Argentinië, wat een vergelijkbaar moerasgebied is.
We belanden in Bonito, een paar honderd km verder. Daar is een fijne camping met van die dingen die je als overlander gewoon af en toe even nodig hebt. Goede, snelle wifi tot in de truck, heerlijke douches, een kroelkat met een schattig kitten, een eigenaar die Spaans spreekt en leuke tips geeft, andere overlanders, een overdekte BBQ plek, waar we ook met slecht weer kunnen zitten, een wasserette in de buurt, een zwembad én…. wildlife! De bomen zitten vol grote rode met blauwe papagaaien, groene parkieten en af en toe een toekan, over de grond kruipt een enorme leguaan, en er hippen vreemde knaagdieren op hoge pootjes rond, het blijken Agouti’s, nog nooit gezien. ‘s Avonds komt de campingeigenaar ons halen, er blijkt een reuze miereneter in de buurt te lopen, we kunnen hem van dichtbij bekijken en hij snuffelt rustig verder op zoek naar mieren, wow wat een bijzonder dier! In de omgeving zien we ook nog nandu’s, capibara’s, en een hert. We blijven er een week en hebben leuk contact met de überenthousiaste Braziliaanse buren die ons steeds lekkere dingen komen brengen zoals een fles wijn en een grote zak heerlijke zelfgebakken koeken. Ze spreken Rotterdam uit als Hotterdan, en dat vind ik wel een hele mooie naam voor onze thuisstad. We doen ook nog een snorkeltour. Dit houdt in dat je een paar uur meedrijft in een heldere stromende rivier. Het eerste kwartier is verrassend en leuk, het water is inderdaad heel helder, heeft een mooie blauwe kleur en er zwemmen grote vissen (gelukkig geen piranha's!). Doordat de rivier echter zo hoog staat en daardoor niet goed kan doorstromen, moeten we veel zelf zwemmen. Onderweg pakken de wolken samen, het wordt heel donker en er breekt noodweer los met onweer en stortregen. Hierdoor zien we niet veel meer en moet ik steeds denken aan de verhalen van de gids over dikke gevaarlijke anaconda’s. We zijn dan ook blij (en doodmoe) als we er eindelijk zijn en genieten van de heerlijke lunch en daarna van de hangmatten bij de fazenda (boerderij) waar de tours georganiseerd worden. De week vliegt voorbij, Michiel doet een paar mountainbike tochten en pleegt onderhoud aan de truck. Ik leer Portugees, pak het koken weer op en lees me in voor de komende weken. Ook doen we gelijk even de belastingaangifte, tja dat gaat gewoon allemaal door.
We hebben in Chili twee maanden geleden bij een uitzichtpunt een paar Nederlandse immigranten ontmoet die zich met een tuinderij in Brazilië hebben gevestigd 40 jaar geleden. Zij waren ook op vakantie en bleken de oom en tante van de jonge Nederlandse backpackers Sjoerd en Rhea die we toevallig verleden jaar in Argentinië hadden ontmoet (te lang verhaal hoe we daar achter kwamen, maar wel superleuk en lang leve Polarsteps!). We worden uitgenodigd ze te bezoeken in Holambra, als we in Brazilië zijn. Het blijkt aardig op de route richting Rio de Janeiro te liggen dus besluiten we dat dat onze volgde stop wordt. Echter hebben we nog wel zo’n 1200 km te overbruggen door saaie, vlakke landbouwgronden die iets meer gaan leven door het verhaal van Simon en z’n zoon en kleinzoon, die we ook toevallig ontmoeten doordat ze ons Nederlandse nummerbord zien op de snelweg. Zij blijken net als Rene en Marijke, Nederlandse immigranten die zijn gaan boeren in Brazilië, eerst in Holambra maar later dus hier in Maracaju in het westen van Brazilië. Ze vertellen over de soja en mais die ze verbouwen en hoe hierbij gebruik wordt gemaakt van drones, zodat onbemande tractoren ook ‘s nachts kunnen doorgaan met oogsten op basis van GPS gegevens. Het gaat om duizenden hectares grond, iets wat in Nederland nooit zou kunnen. We horen van een wereld die we eigenlijk helemaal niet kennen, leren een hoop bij en vinden het buitengewoon interessant.
Na een week met weinig bezienswaardigheden (hoogtepunten: een paar leuke uiltjes, de brede Paranarivier met strandje en een groot zwemparadijs), hoge tol en veel lawaaierige benzinepompen als overnachtingsplek, komen we eindelijk aan in Holambra en vallen zomaar binnen in het drukke leven van Rene, Marijke, Wim en Margareth. Er wordt echter gelijk, heel lief, tijd voor ons vrij gemaakt en dezelfde avond krijg ik een waar programma door gestuurd van Rene. Hij haalt ons de volgende dag op met z’n auto en neemt ons mee naar zijn tuinderij vol prachtige bloemen zoals hibiscusplanten in alle vormen, kleuren en maten. We krijgen een inkijkje in wat er allemaal bij komt kijken (véél!) en ook dit vinden we bijzonder interessant. Daarna rijden we naar de vrije school (volgens het principe van Waldorf) die ze opgezet hebben in het dorp en waar Marijke creatieve les geeft. Daar horen we hoe het werkt op een vrije school en hoe leerlingen al vanaf jongs af aan gestimuleerd worden om flexibel en creatief te zijn waardoor hun oplossend vermogen en vermogen om goed samen te kunnen werken stukken groter blijkt te worden dan de kinderen met gewoon onderwijs, bijzonder boeiend! We worden getrakteerd op een heerlijke en gezellige lunch bij de Nederlandse club en ondertussen is Wim ook aangeschoven. Hij neemt ons mee naar het museum naast de club (waar we overigens met de truck mogen staan en overnachten deze dagen) en vertelt het verhaal van de Nederlandse boeren die na de tweede wereldoorlog gestimuleerd werden door de Nederlandse regering met bonussen om te emigreren naar Canada, Nieuw Zeeland en dus ook naar Brazilië. Hiervoor werd Holambra (een samentrekking van HollandAmerikaBrazilië) opgericht en een coöperatie samengesteld. Er ontstond een hechte, redelijk geïsoleerde gemeenschap van ettelijke Nederlandse boerengezinnen, die de eerste decennia weinig van doen hadden met de Braziliaanse bevolking. Dat is tegenwoordig wel anders, er wonen nu ook veel Brazilianen, iedereen spreekt Portugees en er wordt geen Nederlands meer op school gegeven. Het museum toont foto’s en spullen van die eerste periode en Wim geeft een leuke rondleiding met boeiende verhalen, hij werkt er als vrijwilliger en ook als molenaar op de molen die een eindje verder aan het begin van het dorp staat. Veel Braziliaanse toeristen komen hier kijken en de weekenden zijn daar drukbezocht. Het uitzicht vanaf de hoge molen over het dorp is prachtig en overal zien we Nederlandse geveltjes. We drinken wat bij Wim en Margareth (die net thuis is van haar werk in de gehandicaptenzorg) thuis, een prachtig huis in een “gated communitie” (bewaakte woonwijk met een hek er omheen). Het ziet er allemaal super de luxe, keurig, strak en goed verzorgd uit zo’n wijk met vrijstaande villa’s, maar ook wel een beetje doods en ongezellig zonder voorbijgangers, kroeg op de hoek, winkeltje, of loslopende honden. We vragen of het echt nodig is zo’n beveiligde wijk, waarop Wim vertelt over kennissen die meerdere keren met shotguns zijn overvallen in hun eigen huis. Bah dat wil je dan eigenlijk ook liever niet horen zulke verhalen. We rijden nog een rondje met Wim en z’n toffe 4x4 bak over de landweggetjes rond Holambra en zien veel kassen (van plastic, niet van glas) en een prachtige zonsondergang. ‘s Avonds gaan we met z’n zessen wat drinken en eten loempia’s en kroketten met echte mosterd. Het is heerlijk om zo gezellig in het Nederlands te kunnen kletsen en een paar biertjes te doen. Als we op punt staan om te vertrekken en afscheid te nemen, komen we ook Simon van 1200 km terug nog tegen, hij eet in het zelfde restaurant als wij en zijn vrouw blijkt Margareth nog te kennen van vroeger. Tssss, wat is de wereld toch klein! We slaan goed in op de speculaas en kaas, en ineens hebben we (ik vooral) heimwee naar ons leven in Nederland, onze vrienden en familie en ons plekje in Hellevoetsluis. Ik voel me lui en zinloos na het zien van het drukke bedrijf van Rene, het zinvolle werk van Marijke met de kinderen en het grote communitygevoel en vrijwilligerswerk van Wim en Margareth. Als we dan ook nog kort op elkaar een paar overlijdensberichten van kennissen en de buurman krijgen, en het bericht dat één van onze beste vrienden een TIA heeft gehad, zakt mijn stemming gestaag naar beneden. Ik schrik van dit gevoel, heb het lang niet gehad. De uitnodiging om een paar dagen later bij Rene z’n verjaardag te vieren, slaan we dan ook af en in één lange ruk rijden we de volgende dag naar de zee, waar we ‘s avonds doodmoe en chagrijnig aankomen en eigenlijk gelijk naar bed gaan.
De volgende dagen maken we wandelingen over witte stranden met mooie hoge blauwe golven en een verkoelend briesje. Het landschap is er pictureperfect met palmbomen, grillige bergen bedekt met jungle, honderden eilanden voor de kust, vele baaien met stranden en kleine leuke koloniale dorpjes met één van de mooiste kustroutes ter wereld die richting Rio de Janeiro gaat. We kamperen vrij met zicht op zee, zien dolfijnen in de verte, vele fregatvogels zeilen door de lucht, enthousiaste bewoners verwelkomen ons en vertellen blij over hun land. Zo is overlanden bedoelt, dit is waar we het voor doen, herinner ik me weer na al die saaie lange rijdagen vol lawaai van verleden week. We zien het gezellige strandleven van de Brazilianen, waar het niet uitmaakt of je dun of dik bent, iedereen draagt een string of klein zwembroekje, we kunnen er allebei uren met verbazing naar kijken, hahahaha. Mijn stemming klaart gestaag weer op, ook na wat fijne contacten met het thuisfront en onze vriend waar het gelukkig naar omstandigheden weer goed mee gaat. Het vooruitzicht dat we naar één van tofste steden ter wereld gaan, geeft ook weer nieuwe energie. En weer voelen we ons enorme bofferts dat we dit allemaal mee kunnen maken en spreken dit ook dagelijks naar elkaar uit zodat we er ons bewust van blijven tussen de stomme spelletjes en social media vretende uurtjes door, wat stiekem ook gewoon leuk is om te blijven doen. We hebben toch tijd zat, in ieder geval tot 1 juni zeggen we steeds, wat een luxe!!
Bolivia deel 2
We zijn ondertussen over de helft van deze reis van 31 weken en precies 10.000 km verder. Afgelopen 6 weken waren we in Bolivia waar het dus regentijd is, en de maand februari begint met 10 dagen rust in Cochabamba, waarna we ons in het bizarre carnavalsfeest van Oruro storten, afzakken naar de hete en stomende jungle, de jezuïetenroute rijden, eindelijk weer eens samen hiken en vervolgens richting Brazilië gaan. Dat was een hele korte samenvatting van afgelopen vier weken, nu het uitgebreide verhaal!
Cochabamba is de stad met de eeuwige lente. Het ligt op 2500 meter tussen de hoge bergen en heeft hierdoor altijd een fijne temperatuur rond de 25 graden, veel zon, koele nachten en voldoende zuurstof in de lucht. Zo’n stad waar je je vanzelf prettig voelt, relaxed en toch ook uitnodigend om activiteiten te ondernemen. Ook zijn er veel restaurants, een leuk oud koloniaal centrum, een mooi centraal plein, musea en een enorme markt waar geen eind aan komt. Genoeg te doen en te zien dus. We vinden (via de app Ioverlander) een prachtige plek om te verblijven namelijk in de tuin bij Javier Moscoso Tejada, een bekende Boliviaanse architect á la Gaudi, die van z’n huis, het huis van z’n ouders en de grote tuin met laguna daartussen iets prachtigs heeft gemaakt vol natuurlijke vormen, mozaïeken, onderwatergrotkamers, openlucht douches, beelden, bomen, bloemen en veel dieren. Hij spreek vloeiend Engels en er verblijven ook nog andere gasten, o.a. overlanders Sylvia en Richard uit Zwitserland, zodat we een hoop te kletsen, vragen en vertellen hebben. Michiel gaat in de bergen af en toe een middagje mountainbiken of we gaan samen op de motor naar het centrum om lekker te lunchen, een paleis te bezoeken, de antiekwinkeltjes af te struinen, mensen te kijken op het mooie plein of over de markt te dwalen. Javier oefent met z’n neef in de tuin voor z’n band. Hij vraagt of we bekend zijn met het fenomeen grunge, dat verwacht je dan weer niet in Bolivia en vervolgens zingen we allebei de hele middag alle nummers met hem mee van Nirvana, Pearl Jam, Stone Temple Pilots, Soundgarden enz… Heerlijk! En zo is er ineens al een week voorbij. Aangezien we allebei niet zo heel lang op één plek kunnen zijn vanuit de onrust te willen weten wat zich achter de horizon bevindt, besluiten we ons zelf nog één keer te trakteren op een goede lekkere lunch in een goed aangeschreven restaurant om daarna te vertrekken. Vervolgens zijn we echter allebei 2 dagen ziek door zeer waarschijnlijk voedselvergiftiging, dus blijven we nog een paar dagen extra in de buurt van de mooie wc’s en douches van Javier om dan na 10 dagen eindelijk afscheid te nemen. Voortaan houden we het gewoon bij streetfood, daar hebben we eigenlijk nooit last van.
Oruro ligt op bijna 4000 meter, dus een flink eind hoger. De kronkelende weg door de bergen omhoog, die voor een groot deel bestaat uit een uitstekende 2-baans snelweg (dat verwacht je dan ook niet in Bolivia!), doen we in 2 etappes, om te wennen aan de ijle lucht. Dit gaat steeds beter, blijkbaar hebben we een overvloed aan rode bloedlichaampjes aangemaakt op de altiplano voorgaande weken en zijn we snel gewend. Het carnaval in Oruro is een mix van religieuze en plaatselijke indianen en culturele invloeden. Verschillende oorspronkelijke bevolkingsgroepen uit heel Bolivia komen naar de stad in hun mooiste kleding en met hun eeuwenoude instrumenten en lopen in een optocht die dagen en nachten door gaat dansend en zingend door de straten. Dus niet zoals in Rio de Janeiro met veel bloot en veel veren of zoals in Nederland in belachelijke outfits gericht op de actualiteiten, maar zeer traditioneel met meer dan 150.000 dansers die verschillende verhalen uitbeelden en daardoor ook door Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. De optocht eindigt iedere dag in de kerk waar iedereen de laatste meters kruipend een eerbetoon brengt aan de heilige maagd (la virgen del Socavón) om vervolgens weer opnieuw aan de optocht te beginnen. Er komen honderdduizenden mensen op af, hoofdzakelijk bolivianen. Als we in totaal 10 buitenlandse toeristen zien, is het veel. We feesten 4 dagen mee, mensen zijn erg vrolijk en vriendelijk en we worden van alle kanten welkom geheten. Het is ook één van de grootste watergevechten ter wereld, kinderen maar ook zeker hun ouders gooien met waterballonnen en spuiten elkaar onder met een soort scheerschuim. Dat het een keer flink los gaat met onweer en de daarbij behorende heftige buien, deert daarom niemand en de straten blijven vol feestende mensen. Na vier dagen ben ik compleet overprikkeld door alle indrukken, drukte, muziek, kleuren en geuren en dus heel blij dat we terug de natuur in gaan. Maar het was zeker bijzonder om mee te maken en terwijl er in Oruro nog dagen verder gefeest wordt, rijden wij op ons gemak duizenden meters naar beneden en overnachten we in de bergen en aan zacht kabbelende meren. Wat een rust!
Als je Bolivia op een satellietfoto bekijkt via Google maps of Polarsteps, zie je een duidelijke streep door het land lopen met aan de ene kant de enigszins kale en bruine bergen van de Andes (in het westen) en aan de andere kant de groene jungle richting het Amazone gebied (in het noordoosten). Ik vroeg me af of die overgang in het echt ook zo abrupt zou zijn, en dat blijkt inderdaad zo te zijn. Als we de laatste berg over rijden, zijn we binnen een paar kilometer in een compleet ander landschap met totaal nieuwe flora en fauna, wow dat is apart! Door dichte, dampende nevelwouden vol epifyten, fluitende vogels en fladderende vlinders, her en der een waterval en steeds breder wordende rivieren, dalen we af naar Villa Tunari waar het superklef warm is en iedere middag de bewolking samenpakt in de drukkende atmosfeer om steeds tot flinke uitbarstingen en buien te leiden die overigens niks geen verkoeling of opluchting brengen (oh ja had ik al gezegd dat het regentijd is in Bolivia?), slechts af en toe een mooie regenboog. We zien ‘s nachts vuurvliegjes om de camper zweven (magisch!) en de volgende morgen ineens ook apen klauteren en dat maakt het tropische plaatje compleet. In eerste instantie blijven ze op afstand, maar hoe langer we er staan des te dichterbij ze durven te komen in de bomen waar we onder staan te kamperen. Plots zie ik er één aan de buitenspiegel slingeren en binnen no time zitten ze in onze woonkamer waarschijnlijk aangetrokken door de zoete geur van overrijpe mango’s in de fruitmand. Michiel pakt het eerste wat hij pakken kan en zo verdedigt hij stoer met de waterkoker ons hebben en houden, een hilarisch gezicht! Het fruit verstoppen we en uiteindelijk gaan ze toch nog met de zonnebrandcrème aan de haal, vliegensvlug zijn ze. We besluiten te verkassen naar een wat meer relaxte plek aan het zwembad van een luxe hotel en mogen de truck er naast parkeren op het grasveld omdat we de enige zijn (laagseizoen door, je raadt het al => regentijd). Als we daar na twee dagen en volle bak regen weg proberen te rijden, lukt dat natuurlijk niet meer. Door het natte gras en de verzadigde grond, slippen de banden door en zakken we weer weg in modder, grrrrrrr. De hotelbeheerder doet er heel dramatisch over, wij ondertussen niet meer, het is tenslotte al de zoveelste keer. Grip krijgen is het toverwoord en geduldig schep ik emmers grind van de oprit de grasmat in, terwijl Michiel de rijplaten los haalt en voor de voorbanden legt. Na twee uur (het wordt al korter, we leren het wel!) scheppen en doen, lukt het eindelijk om naar de weg te rijden. De grasmat ziet er verampeneerd uit, en tuurlijk voelen we ons enigszins opgelaten door die logge lompe zware bak van ons en de manager die ach en wee is blijven roepen al die tijd. Dus scheppen we de diepe gaten netjes dicht en stampen de modder op onze blote voeten aan, het groeizame weer zal het leed rapido ongedaan maken, stellen we de nog net niet huilende man gerust en snel rijden we weg.
Daarna hebben we de keus tussen de snelle, maar saaie route via grote stad Santa Cruz naar Brazilië (in 4 á 5 dagen) of via de Jezuïtenroute langs kleine dorpen (9 á 10 dagen) met mooie kerken en bijzondere verhalen. We hebben de tijd, dus kiezen we voor de omweg. Eerst overnachten we nog in Buena Vista aan het centrale parkje waar we een leuk gesprek hebben met een Boliviaan en zijn kinderen die jaren in Canada hadden gewoond en dus goed Engels spreken. Hij is heel enthousiast over z’n land en daarom terug geëmigreerd, z’n kinderen, pubers, moeten nog erg wennen geven ze eerlijk toe. Ze brengen ons later spontaan Boliviaanse snacks (yucca rellena, yucca gevuld met een kipprutje, heerlijk) en ik ben weer blij met met m’n sleutelhangers met klompjes, zodat ik wat terug kan geven. We gaan hier ook langs de Zwitserse kaasboer, waar we een kaasproeverij krijgen en flink inslaan na een heerlijke kaasfonduelunch. In het volgende dorp treffen we ook Zwitsers die echt bruin brood bakken. Tjonge wat is dat een gemis geweest, een bruine boterham met goede smaakvolle kaas! De almuerzo completos met vooral vette kip, rijst, gekookte aardappel en (niet óf maar altijd én) pasta, komen ondertussen onze neuzen uit. Het koolhydraatverrijkte dieet van de Bolivianen en het feit dat er geen frisdrank zonder suiker te krijgen is, is duidelijk terug te zien in het percentage mensen met overgewicht, wat echt schrikbarend hoog is. Daarnaast versterken de dames hun contouren met extra lagen kleding, vooral rokjes, ik vind het eigenlijk best mooi, maar laat alle rijst en pasta toch maar liggen op m’n bord.
Zo’n 350 jaar geleden drongen Jezuïeten het oerwoud binnen op zoek naar nog te winnen zieltjes in o.a. Brazilië, Paraguay en Bolivia. In Bolivia vonden ze de Chiquito indianen die na enige weerstand toch wel wat zagen in de religie van de blanke mannen (voor geïnteresseerden is dit goed verbeeld in de film the Mission met Robert de Niro te zien op You Tube). De indianen leerden van alles van de Jezuïeten zoals muziek maken, zingen, Spaans, hout bewerken, huizen bouwen en allerlei andere ambachten. In een soort van gelijkwaardige samenwerking werden er dorpen en uiteindelijk ook een bijzondere vorm van kerken gebouwd. De Jezuïeten werden uiteindelijk verbannen door de Spanjaarden en de Portugezen die de indianen liever als slaaf gebruikten. Maar de religie en de geleerde muziek en ambachten worden tot op de dag van vandaag nog toegepast door de Chiquitos in de nog steeds bestaande missies in Bolivia. In de andere landen zijn de meeste missies slechts nog ruïnes, maar hier dus levendige dorpen met mooi gerestaureerde kerken en bijgebouwen (ook Unesco werelderfgoed). We kijken “the Mission” en bezoeken daarna 7 van de 8 dorpen die op onze route liggen. Ze lijken op elkaar maar in details zijn ze allemaal uniek. De mensen zijn vriendelijk en verheugd dat we hun dorpen bezoeken en ze laten vol trots hun huis, hun kerk of hun familie zien. In de meeste plaatsen parkeren en overnachten we aan het centrale plein en ook hier doet niemand daar moeilijk over. Omdat het overdag zo heet is (rond de 35 graden) zijn de dorpen vooral rond en na zonsondergang levendig en zien we jong en oud zich vermaken in het park/plein. Rond 19.30 is er vaak een mis in de aangrenzende kerk voor wie daar behoefte aan heeft en kunnen wij het houtsnijwerk van de Chiquitos bewonderen. Hierbij valt op dat Jezus er uit ziet als een indiaan, spelen de engelen op fluit en trom i.p.v. harp en staat er bijvoorbeeld een prachtige naakte vrouw levensgroot uit hout gesneden op de grote voordeur.
Ter afwisseling doen we een paar mooie wandelingen in de groene omgeving en “her-ontdek” ik het plezier van samen een eind wandelen door de natuur, genieten van de aanwezige dieren en bijzondere bloemen, mooie doorkijkjes en verre uitzichten vanaf de top. Het gaat gelukkig nog steeds vooruit na de breuk in m’n been, 20 km is het nog niet, maar langzaam aan wel steeds verder en met steeds minder pijn, wat de motivatie zeer ten goede komt. We zien toekans, struisvogels, capibara’s, bijzondere vlinders en papegaaien, tafelbergen, mooie zonsondergangen, regenbogen en heftige buien in de verte en zelfs nog een parapenter (ook dat verwacht je niet in Bolivia).
Het blijft verschrikkelijk warm en klam, dus her en der zoeken we ook een zwembad of een rivier op. Daar is het leuk mensen kijken, want in deze provincie wonen niet alleen Chiquitos (kleine donkere indianen), maar ook Japanners en Mennonieten. Die laatste zijn blanke, blonde mensen die met hoofddoek en compleet aangekleed te water gaan, naast de welgevormde Braziliaanse toeristendames in string. De rivier is ondiep en warm, het water komt uit een diepe wel en voelt ondanks de warme buitentemperatuur toch weldadig aan. Er zwemmen kleine visjes in die zich te goed doen aan onze overtollige dode huidcellen. Dus zijn we na een uurtje brandschoon.
Groot nadeel hier zijn de muggen, ze zijn agressief, dragen nare ziektes zoals Dengue en Zika, en zijn nauwelijks te stoppen. In Brazilië schijnt dit nog erger te zijn. We gaan het zien. Ondertussen zijn we de grens genaderd en is het Bolivia verhaal voor nu ten einde. We vonden het een heel leuk land, hebben veel mooie dingen gezien, veel meegemaakt en gaan ook zeker nog een keer terug buiten regentijd om het noorden en het Amazonebasin te verkennen over een jaar of twee. Voor nu staan onze neuzen letterlijk en figuurlijk richting Brazilië waar we de komende 3 maanden zullen rondreizen. We zijn benieuwd!
Bolivia in regentijd
Michiel roept al weken hoe dom het van ons is om Bolivia te gaan bezoeken in regentijd, want dat betekent uiteraard veel regen, spekgladde modderwegen, niet kunnen hiken, ontoegankelijke oerwouden en mogelijk ook kou en sneeuw op de altiplano. Maar de meest geschikte tijd om hier te reizen valt samen met onze zomer en dan willen we gewoon graag in Nederland zijn. Dus rijden we toch maar weer omhoog de Andes in waar we op 3800 meter een nachtje acclimatiseren met uitzicht op de zonsondergang achter San Pedro de Atacama in de diepte en de Licancabur (heerlijke naam, het bekt zo lekker, probeer maar) vulkaan naast ons. Daaaaaag Chili, het was weer fijn!
De volgende dag rijden we naar de grensovergang van Chili naar Bolivia gelegen op 4700 meter in the middle of nowhere en handelen we alle formaliteiten redelijk gemakkelijk af op dus bijna dezelfde hoogte als de top van de Mont Blanc! Opvallend is dat er nog wel gevraagd wordt naar onze vaccinatiebewijzen, ik dacht dat we die fase nou wel gehad hadden. Maar nee, als we een week later de bewoonde wereld bereiken, moeten we zelfs weer mondkapjes kopen, anders komen we de telefoonwinkel niet in waar we Boliviaanse simkaarten willen kopen, gekkigheid!
Na een paar uurtjes langs verschillende grensposten en nog een controlepost van het national park rijden we dan eindelijk over de hoogvlaktes die letterlijk en figuurlijk adembenemend zijn. De beroemde en beruchte Lagunaroute in Bolivia! Best even een emotioneel moment voor ons omdat onze droom om door Zuid Amerika te reizen met een 4x4 vrachtwagen zich in ieder geval in mijn hoofd geconcretiseerd had naar dit moment. Samen deze niet geheel ongevaarlijke tocht aangaan met een wagen die daar geschikt voor is, een groot avontuur, alleen in de grote leegte, honderden km’s van de bewoonde wereld, overgeleverd aan de elementen van de natuur. Dat we achteraf geen één keer de 4x4 nodig hadden, voortdurend landcruisers vol toeristen zagen rijden, de weg prima te volgen was met een gedownloade route op de telefoon en we prachtig mooi weer hadden, neemt niet weg dat het inderdaad een geweldig avontuur was!
Daar waar de toeristentoertjes er allemaal 3 dagen over doen, nemen wij de tijd en doen er een week over. Het landschap en de lagunes zijn prachtig, allerlei verschillende kleuren en vormen, iedere keer weer anders, vol met flamingo’s en vicuña’s. Zo zien we een stuk woestijnlandschap met allerlei raar gevormde stenen dat niet voor niets “desierto de Salvador Dali” heet. Het zou zo één van z’n schilderijen kunnen zijn. We badderen in warmwaterbronnen tussen de flamingo’s met uitzicht op de in de voorgaande nacht vers besneeuwde bergtoppen (toch leuk regentijd). We komen langs sissende geisers en borrelende modderfumeroles. De lagunes zijn dan weer groen, dan blauw of rood, afhankelijk welke mineralen en bacteriën er in zitten, ze fungeren als spiegels en laten de omringende bergen en overvliegende vogels zien in dubbele pracht. Bizarre rode rotsformaties doen ons een beetje aan Utah denken, het zijn prachtige kampeerplekken en we zien uilen en grappige vizcuchas (chinchillas). Dan ineens een diepe grote canyon waar we leuk met de drone spelen, dan een groot veld vol versteend koraal (blijkbaar was hier vroeger zee) of plots een vruchtbare vallei met honderden lama’s en felgroene begroeide ronde vormen, het landschap blijft verrassen. Ook de luchten zijn prachtig met grote “atoombomwolken”, nachtelijke bliksems en bizarre zonsondergangen (toch leuk regentijd). En dan natuurlijk de kers op de taart, de grootste zoutvlakte van de wereld, de Salar de Uyuni!
Ik graaf m’n zonnebril ergens onder uit een kastje op na het lezen van verhalen over sneeuwblindheid die je op die grote witte vlakte zou kunnen krijgen. Onze visioenen over door het zout zakken en dagen vast zitten en alle waarschuwingen van andere overlanders (neem toch een toertje, het zout is zo slecht voor je wagen, neem geen risico enz….) schuiven we acuut ter zijde als we aan de rand staan van deze enorme witte leegheid. Hier wil je toch gewoon zelf op rijden! Dat doen we dan ook en het is geweldig! Bij een zouthotel bij de ingang worden we aangesproken door een Japanse filmploeg, ze willen heel graag de truck filmen, ook binnen en nadat ze ons 30x bedankt hebben, kunnen we eindelijk verder. We rijden naar het honderd kilometer verder gelegen eiland Incahuasi en nog komt er geen eind aan de zoutvlakte. We maken een leuke wandeling over het eiland met grote bejaarde cactussen (millenials, eeuwen oud). Daarna rijden we lukraak naar nowhere waar we overnachten en de volgende ochtend allemaal leuke filmpjes en foto’s maken. Ik rijd zelf ook nog een paar keer rond, zodat Michiel de drone kan besturen, op deze vlakte is toch niets waar ik tegenaan zou kunnen rijden.
Daarna door naar de lavanderia, waar 3 man in 1,5 uur de truck zo schoon soppen als hij nog nooit is geweest!
Terug in de bewoonde wereld is ook weer fijn. Overal mooi gekleurd geklede Boliviaanse vrouwen met leuke hoedjes, lekker eten, praatje her en der, schone was, internet, iets meer zuurstof (Uyuni ligt op 3700 meter), asfalt en weer boodschappen kunnen doen. De dagen daarna rijden we door de steeds groener wordende bergen (toch leuk regentijd) en bezoeken de koloniale steden Potosi en Sucre waar we lekkere straathapjes en drankjes uit proberen, door gezellige en kleurrijke markten dwalen en mooie gebouwen, kerken en musea bezoeken. De dinosaurus sporen net buiten Sucre en de zilvermijnen in Potosi slaan we over. Michiel heeft ze al gezien toen hij hier 15 jaar geleden in z’n uppie aan het backpacken was en mijn interesse heeft het niet.
Het is lastig rijden met de grote truck door de volle, smalle straten met overhangende balkonnetjes, loslopende honden, op straat zittende verkoopsters en laaghangende wirwar van elektrodraden, maar het moet wel, er zijn hier geen ringwegen.
Er lopen opvallend veel mensen met mondkapjes op. Een leuk Engelssprekend Boliviaans stel dat bij ons langskomt in de truck, legt uit dat veel mensen zich niet hebben laten vaccineren omdat ze daar geen vertrouwen in hebben. Bepaalde indianengroepen in het land geloven in douchen met gefermenteerde urine en as als behandeling tegen Corona, tja ieder zo z’n ideeën.
Op 2 februari willen we in het dorpje Totora zijn waar volgens de Lonely planet dan het jaarlijkse stierenvechten plaats vindt. Weer een mooie rit door de bergen met langs de weg af en toe een klein dorpje met landbouwakkers vol papayabomen, bananenbomen en aardbeienvelden, alles ziet er rijp gekleurd en eetbaar uit (toch leuk regentijd).
We hebben ontdekt dat de lunch in Bolivia de belangrijkste maaltijd is en overal kun je een Almuerzo completo krijgen. Dat is een groot bord soep, een volledige warme maaltijd en een drankje voor 1,40 euro pp. Daar kan ik niet tegenop koken en besluit dan ook in kookstaking te gaan deze 1,5 maand in Bolivia. Michiel schrikt hier een beetje van maar legt zich er toch bij neer, voortaan warme hap tussen de middag en ‘s avonds een boterham, dat bevalt eigenlijk heel goed.
Onderweg gaan we ook voor het eerst tanken, een gedoe weten van de overlandersapp omdat toeristen bijna 3x keer zoveel moeten betalen van de regering dan de Bolivianen die de brandstof gesubsidieerd krijgen (0,50 euro p/l), maar blijkbaar valt hierover soms te onderhandelen. In ons geval wel handig gezien het kostbare gebruik van 1 op 3! De kunst is om genoeg brandstof te hebben om door te kunnen rijden naar een volgende pomp als de onderhandeling mislukt. Wat tot nu toe gelukkig nog maar één keer gebeurt waarschijnlijk omdat er camera’s in dat tankstation hangen en de pompbediende zich niet wil branden, hij vraagt 1,43 euro per liter terwijl z’n collega bij een station verder 0,70 euro vraagt, de keuze is makkelijk.
Ondertussen hebben we via de app contact met Peter en Gaby. Zij komen uit Zwitserland en rijden ook al 3 jaar rond door Zuid Amerika in hun truck. Tot nu toe zijn we elkaar steeds misgelopen maar via social media en gemeenschappelijke vrienden Monique en Sjors weten we dat we in elkaars buurt zijn en op een dag elkaar tegemoet rijden op ruta 4 tussen Sucre en Totora. We treffen elkaar halverwege en hebben een hele gezellige middag en avond. Het is zo fijn om her en der mensen met dezelfde dromen en ideeën tegen te komen. Het sterkt ons in onze eigen overtuiging om vooral leuke dingen te doen in het leven en niet op te gaan in de ratrace om vervolgens dood neer te vallen.
Totora blijkt een lief dorp met mooi centraal plein en gekleurde huizen er om heen. De kasseienstraatjes zijn te smal, dus moeten we bij het busstation parkeren. Het regent en daardoor is het rustig op straat en gelukkig niet zoveel herrie (toch fijn die regentijd). Het dorp heeft een openbare douchegelegenheid waar we graag gebruik van maken, dat scheelt weer een natte boel bij ons binnen. We eten uiteraard weer een Almuerzo completo en halen als toetje een dikke plak cake bij de 82 jarige Mery die ons uitlegt wat er eigenlijk aan festiviteiten te doen is en waarom. De dag is ter ere van de Virgen de Candaleria (heilige maagd), zij wordt gesymboliseerd door een mooi aangeklede pop van ongeveer een meter hoog die normaal in de kerk staat maar nu na de ochtendmis door de dorpsbewoners het mooie pleintje wordt rondgedragen. Op iedere hoek staat de groep met pop stil, doet de bisschop een verhaaltje, gooien de vrouwen met confetti en steken een paar mannen luid knallend vuurwerk af, een feestelijk gezicht. ‘s Middags verzameld iedereen zich bij een ander plein waar de rijkste familie van het dorp trakteert op gratis drank en jonge mannen verschillende stieren uitdagen met gekleurde lappen en gelukkig zonder steekstokken. De stier blijft ongedeerd (op wat stress na) en het spel is om de sjaal die de stier om z’n nek heeft te pakken. In de sjaal zijn bankbiljetten genaaid. Ondertussen speelt er een hoempapaband onvermoeibaar en vals en wordt het geheel voorzien van commentaar door iemand vanaf één van de balkonnetjes rond het plein. De sfeer en stemming worden naarmate het drankgebruik vordert steeds joliger en amicaler. Obers met dienbladen vol mixdrankjes, vrouwen met emmers vol gefermenteerde maisdrap die ze in halve kokosnoten uitdelen en koehorens vol baco’s worden ongelimiteerd aangevoerd. De normaal wat schuchtere en terughoudende bevolking heeft ineens van alles te vragen en vertellen tegen ons en ook wij kunnen door het drankgebruik ineens in vloeiend Spaans de conversatie gaande houden en hebben veel lol. Er worden zakken vol cocabladeren van het balkonnetje gegooid en de meeste mannen lopen met één dikke wang rond waarin ze de bladeren vermalen. De stierenvechters doen hier vrolijk aan mee en worden steeds overmoediger. De dag eindigt met de afvoer van twee mannen in de gereed staande ambulance, volgens omstanders eindigt het zo altijd en Michiel die opgelicht wordt door een BBQvrouwtje bij het busstation (ze geeft een paar euro te weinig wisselgeld terug omdat ze in de ondertussen wat zwalkende en met dubbele tong pratende Michiel een makkelijk slachtoffer ziet, die het echter gelijk merkt en haar luidkeels “en publique” uitmaakt voor dief m.b.v. Google translate). Een beetje jammer einde van een verder superleuke dag.
De volgende dag zijn we uiteraard suffig en regent het de hele dag (die regentijd wordt nu toch iets minder fijn). We rijden naar de grootste Inca ruïne (Incallajta) van Bolivia, zeg maar een soort Machu Pichu maar dan zonder toeristen en maken daar een mooie wandeling in ons regenpak. Als we de volgende dag weg rijden over een smal (ondertussen modder)pad met overhangende bomen die Michiel probeert te ontwijken, glijden we van de weg en zakken diep weg in de dikke drab aan de zijkant (kutregentijd!). Na twee uren zelf proberen zonder resultaat, in tegendeel de truck zakt steeds schever en verder weg, ga ik toch maar op zoek naar hulp. Verderop is een tentenkamp van de Boliviaanse Marine (geen gein, Bolivia heeft geen kust, maar wel een marine!). Ik verwacht daar wel een truck of veel manschappen die kunnen helpen, maar het is zondag en alle mannen zijn naar een feest verderop aldus de twee achtergebleven bewakers van het kamp en ze zijn geenszins van plan om op zondag hun handen uit de mouwen te steken. Nou daar gaan ze dus ook de oorlog niet mee winnen zeg maar. Als ik terug kom bij de gevaarlijk scheef hangende truck, is er gelukkig een local met z’n nicht aan het graven. Ze scheppen droge zand onder de slippende wielen terwijl Michiel steeds een beetje naar voren en naar achteren rijdt. Hierdoor komt de truck langzaam weer wat rechter te staan, krijgen de wielen meer grip en uiteindelijk na 3 uur komt de truck los en staat weer op de weg tot onze grote opluchting. Ik overlaad ze met Nederlandse kadootjes en we bedanken uitgebreid voor de hulp en dat we nu dus geleerd hebben hoe je zoiets fixt. Ondertussen is het eindelijk gestopt met regenen en zien we in de verte blauwe lucht verschijnen tussen de grijze wolken. Daar moeten we heen, die kant gaan we op, op naar volgende avonturen!
De andere kant van Chili.
Na 25 dagen Chili, meer dan 2000 km en 700 liter diesel (onze grootste kostenpost!) verder, zijn we weer terug waar we begonnen 3,5 week geleden, namelijk in San Pedro de Atacama, een leuk, toeristisch dorpje midden in de Atacama woestijn.
Om daar te komen vanuit Argentinië, moesten we langs de douane op de Jamapas en dat dachten we wel binnen een half uurtje te klaren zoals we van andere overlanders hadden gehoord. Maar de computer van de Argentijnse douane “said no” tegen Michiel aangezien hij volgens de computer nooit Argentinië was in gekomen, mocht hij er daarom ook niet uit, zucht. Tegenwoordig krijg je ook geen stempel meer in je paspoort, dus konden we ook niet bewijzen dat hij echt legaal de grens was gepasseerd vanuit Uruguay. Er worden lijsten uitgeprint van alle personen die op 17 november die bewuste grensovergang zijn gepasseerd en na zoeken tussen de honderden namen, vinden we eindelijk die van Michiel maar met een verkeerd paspoortnummer, aha, dat is dus het probleem. In plaats van een nul is er de letter O ingetypt door de douanier bij de grens van Uruguay en daarom bestaat Michiel nu niet meer! Hierna is het gelukkig snel geregeld en kunnen we door naar de douane van Chili. Daar krijgen we snel de benodigde papieren nadat we net doen of we de vraag over ons vertrek met een vliegtuig uit Santiago in juni en dan nu terugkomen met een truck vanuit Argentinië, niet begrijpen. Het antwoord zou ook ingewikkeld en ontoereikend zijn in ons kleuterspaans , dus soms is het beter “no entiendo” (ikke nie begrijpe) te zeggen, waarna de douanier zucht en de felbegeerde importpermit toch maar geeft. Als laatste wil Chili nog even in de truck kijken, ook daar hebben we te lichtzinnig over gedacht blijkt. De macho agent heeft een mooie vrouwelijke stagiaire bij zich en slooft zich daarom enorm uit. Alle kastjes moeten open, zelfs onder de bankkussens, het bed wordt bevoeld en alle dierlijke materialen en ongeverfd hout worden systematisch verwijderd, hij rukt zelfs alle decoratieveertjes van de muur en vindt m’n schelpen en mooie houtjes verzameling. Daarna is de buitenkant en de cabine aan de beurt, ook daar alle bakken en garage open, daar vindt hij de mountainbike en die moet aangegeven worden, of we daar papieren van hebben. Ondertussen heb ik het helemaal gehad, de slechte nachtrust, de gebruikelijke spanning die ik heb bij grensovergangen (omdat we altijd wel wat smokkelen wat niet mag, zoals 2 kilo walnoten deze keer), de computerfout, de autoritaire doorzoeking en de hoogte van 4200 meter eisen z’n tol, ik wordt huilerig, bloody chagrijnig en opstandig en ben geneigd de discussie en strijd aan te gaan. Gelukkig blijft Michiel übercool en handelt hij de laatste zaken af. Pas als we 160 km verder en 2000 meter lager in San Pedro aankomen en op het mooie pleintje aan een heerlijke maaltijd zitten, kan ik weer lachen. Yes we zijn in Chili!
De dagen daarna zijn heerlijk. We rusten uit op een fijne camping 10 km buiten het stadje, met een verfrissend zwembad, kroelhond Loekie, ruime douches, een wasmachine, goede wifi en leuke andere overlanders. Het weer is hier altijd goed, zonnig, 25 graden en koele nachten. Michiel doet wat klussen aan de camper, zo smeert hij alle vetpunten weer eens door, blaast de luchtfilter schoon na de stoffige rit over de hoogvlakten afgelopen weken, laat de rolgordijnen/horren weer soepel lopen en dicht de lekke uitlaat met vloeibaar metaal. We vieren oud en nieuw met Elisabeth en Martin uit Oostenrijk en Günter uit Duitsland met een gezellige BBQ. Om de dag rijden we op de motor samen naar het dorp om daar lekker buiten te lunchen bij de “zes euro voor een menu” restaurantjes die we bij de markt ontdekt hebben. Daar mag je kiezen uit tien voorgerechten en tien hoofdgerechten en dan nog 2 bijgerechten zoals rijst, pasta, aardappelen, verschillende salades enz….Een geweldig concept met altijd wel een hond die aan je voeten ligt te slapen en geduldig wacht op de restjes van je kippenbout of karbonade botjes. We eten o.a. heerlijke ceviche (rauwe vis met citroen, ui en koriander), Pebre (tomatensalsa) met broodjes, dat altijd standaard op tafel wordt gezet, lekkerbekjes en pindasoep.
Ook vinden we een Franse bakker die overheerlijke baguettes met Roquefort en pain au chocolat maakt, en ontdek ik limonade con jengibre (gember). In de supermarkt kopen we een grote pot Nutella en op een marktje cremehoning met gember (wat een uitvinding is dat!). De keuze aan lekkers is reuze in dit toeristenstadje maar wel allemaal tegen schrikbarende prijzen, zeker vergeleken met Argentinië maar zelfs vergeleken met Nederland. Daarom zijn we blij met die leuke, kleine 6 euro restaurantje die in alle plaatsen blijken te zitten die we later nog aandoen in Chili.
Ook alle bezienswaardigheden kosten hier geld, bij iedere lagune, geiser of mooie kloof staat wel een hutje waar flinke entree geëist wordt. Veel van dit soort mooie natuurfenomenen hebben we ook in Argentinië gezien en gaan we nog zien in Bolivia of andere landen, dus laten we de Valle de la luna, een excursie sterrenkijken, wat rotsformaties in de buurt en een aantal pre-colombiaanse ruïnes aan ons voorbij gaan. Zelfs bij een authentiek atacamadorpje even verderop is een slagboom bij de ingang gezet waar één van de dorpsbewoners entree vraagt.
Wel bezoeken we laguna Cejar waar flamingo’s zijn én waar je mag zwemmen in het megazoute water, wat dus neerkomt op vooral drijven, want zwemmen lukt niet, een leuke ervaring. Ook bezoeken we de Tatio geisers, eigenlijk meer om alvast weer wat aan de hoogte te wennen voor als we straks naar Bolivia gaan, maar het blijkt verrassend mooi! De heenweg omhoog zien we niet veel, want die is in het donker omdat de geisers en hun stoom vooral leuk en fotogeniek zouden zijn bij zonsopkomst. Het is een slechte ripioweg met gaten en wasboord en we doen er weer veel langer over dan verwacht. Gelukkig zijn we al om 5.00 uur opgestaan en komen we twee uur later net op tijd aan om het spektakel mee te maken. Het is op deze hoogte en op dit tijdstip onder het vriespunt en dat maakt dat het 85 graden warme water van de geisers grote stoomwolken veroorzaken. De waterstralen uit de geisers zien er uit als vuurwerk doordat de uitgespoten waterdruppels neerdalen met een stoomspoortje achter zich aan (kijk de foto hiervan maar, ik kan het niet goed uitleggen, hahaha), het is prachtig! Als de zon achter de vulkanen omhoog komt en begint te schijnen door de rookpluimen is het een magisch gezicht. Wow, blij dat we gegaan zijn! In twee uurtjes warmt het dermate op, dat de stoom grotendeels verdwijnt en nemen we de weg terug omlaag naar San Pedro en zien we veel vicunas op de berghellingen en flamingo’s in de lagunes naast de weg.
Voordat we naar Bolivia gaan, gaan we nog een paar dagen naar de zee. Chili is een smal en lang land, maar toch doen we zowel over de heen als een andere terugweg twee lange dagen door de lege, droge, dode woestijn. Waar het enige leven vooral mijnbouw blijkt te zijn en de enige afleiding de vele monumenten die opgericht zijn langs de weg voor het daar verongelukte verkeersslachtoffer met grote foto’s, kruizen, en nepbloemen die vreemd kleuren in het geel, bruine van de woestijn waar het maar 1x per 11 jaar regent en dus niets groeit of leeft.
Het is dan ook een feestje wanneer we aankomen bij de kust waar we zo ontzettend veel en verschillende soorten vogels zien, als we nog nooit ergens zagen! Het moet er vol zitten met vis. Maar ook hier is het vooral woestijn die met hoge bergen aan de kust de zee in plonst, met nauwelijks meer begroeiing dan her en der een cactus die leeft waarschijnlijk van de zeemist die hier ‘s morgens een mysterieuze sfeer schept.
We overnachten de eerste nacht bij Guanillas, wat zich vrij vertaalt naar het Nederlands als “vogelpoepjes”. De rotsen en kliffen zien er dan ook wit van de vogelpoep (guano). Er staan wat vissershutjes en we genieten van het zicht op zee en de Jan van Genten (Peruvian gennets), pelikanen, zwarte en grijze aalscholvers, meeuwen, Inca sterns, wulpen, gieren en zelfs pinguïns in de verte op een rotspunt die uit zee steekt. De golven zijn enorm en indrukwekkend, te groot en gevaarlijk om in te zwemmen, maar wel heerlijk om uren naar te kijken hoe het kelp er door omhoog gezwiept wordt en bij het geluid er van in slaap te vallen.
De dagen daarna staan we gelukkig op een paar plekken met grote getijdenpoelen, waar we een beetje in kunnen badderen en ik zelfs kan snorkelen tot mijn grote geluk. Het stikt er van de zee-egels en verschillende soorten zeesterren, ook prachtige knalrode en oranje zee-anemonen en wat kleine vissen.
Onderweg naar Antofagasta, een grote stad aan de kust, komen we eerst nog langs het lange zandstrand bij Hornitos. Het strand staat vol met vluchtelingenkampen en er liggen bergen vuilnis. We schrikken er een beetje van en willen snel doorrijden omdat meerdere Chilenen in het zuiden ons vorig jaar hebben gewaarschuwd voor de vluchtelingen uit o.a. Venezuela in het noorden. Echter zijn ook hier weer bizar veel vogels en zeeleeuwen te zien dat we toch stoppen en het strand van dichtbij gaan bekijken. De tentenkampen blijken echter vakantievierende Chilenen die het niet zo nauw nemen met het afval wat ze echt overal achterlaten! Zo apart dat zij daar helemaal geen aanstoot aan nemen! En ook wel weer eye-opening dat we ons zo op stang hebben laten jagen door angstverhalen over vreemdelingen. Verderop verbaast het lelijke mijnstadje Mejillones met hoge fabriekspijpen ons met een lieflijke boulevard met palmbomen en een blauwe zee. Het ligt aan een ingesloten baai en daardoor zijn er geen hoge golven. Dus blijven we nog twee dagen op een strand in de buurt waar we kunnen zwemmen en de zeeleeuwen en pelikanen bijzonder dichtbij langs komen zwemmen of zweven.
Voor zaterdag hebben we een excursie geboekt bij het sterrenobservatorium Paranal voorbij Antofagasta, dus maken we ons met moeite los van het fijne, rustige strand en rijden op donderdag naar de één na grootste stad van Chili. Hier worden we wat overweldigd door de drukte op straat en op de stadsstrandjes die stampvol staan met gekleurde parasols, dat er daardoor wel leuk uitziet, maar niks voor ons is. Wel kunnen we hier wat hoognodige boodschappen doen en gaat Michiel op zoek naar grondverf in een soort grote gamma en vind ik een echte H&M in een groot winkelcentrum. Als we elkaar na een paar uur shoppen weer treffen, blijkt Michiel alleen een paar kwastjes gekocht te hebben en ik uiteindelijk helemaal niks omdat overal van die lange rijen stonden. Tot zover de grote stad en snel rijden we door naar de sterrenwacht met een kleine omweg langs het grote standbeeld langs de Panamericana van een hand die uit de woestijn omhoog reikt, waar we de mustdo foto maken die iedere reiziger in Noord Chili maakt.
‘s Morgens melden we ons bij de receptie van Paranal hoog op een kale woestijnberg en 150 km ver van alle lichtvervuiling van de stad. Met een gelukkig Engelstalige gids krijgen we een bijzonder informatieve en verrassende rondleiding. Eerst naar het “astrologen hotel” zoals het grote futuristische koepelvormige gebouw heet waar de 100 werknemers in hun vrije tijd verblijven. De luchtvochtigheid wordt er kunstmatig hoog gehouden, er staan grote planten en er is zelfs een zwembad. De Jamesbondfilm Quantum of Solace is er ooit opgenomen en Brian May logeerde er om op te treden maar ook vanuit zijn opleiding tot astroloog. Daarna rijden we met een bus verder de berg op naar de top waar grote telescopen het universum, alle uren dat het donker is, verkennen. Het blijkt veel ingewikkelder dan ik dacht met de grootste en daardoor zwaarste spiegels (22 ton) ter wereld, die door hun eigen gewicht vervormen en door alle woestijnstof vervagen, maar ook allerlei andere factoren die de waarnemingen verstoren en er dus vele berekeningen en aanpassingen moeten worden ingecalculeerd voor een waarneming objectief wordt, zoals bijvoorbeeld de atmosfeer van de aarde, lichtvervuiling van de maan, wolken, temperatuur enz…. Ook staan de telescopen in verbinding met andere telescopen in de wereld, zodat waarnemingen door kunnen gaan ook als de aarde draait en het licht is in Chili. De gids vertelt welke wonderbaarlijke ontdekkingen er allemaal gedaan zijn, zoals op hoeveel afstand bepaalde delen van het heelal liggen, hoe zwaar bepaalde planeten/sterren zijn, hoe het zit met zwarte gaten en zwaartekracht en zo, allemaal zaken die ver boven ons pet gaan en waar we ons moeilijk iets bij voor kunnen stellen. Maar door het zien van de gigatelescopen en de verhalen er over, kunnen we het een klein beetje beter begrijpen en vinden we het leuk om te weten dat er dus mensen bestaan die dit allemaal wel snappen en kunnen interpreteren, echt heel knap.
Hierna verblijven we nog een paar dagen op verschillende plekken aan de kust, maar niks kan eigenlijk meer tippen aan het strandje op het schiereiland bij Mejillones. Wel werken we natuurlijk nog even aan ons bruiningsschema en strandjutten we er op los, er liggen veel mooie zee-egels en schelpen, af en toe een pelikanenlijk en zelfs één pinguin en een zeeleeuw. Verder heel veel grote aangespoelde kwallen op sommige plekken. Op alle plekken hebben we het rijk alleen en zien we alleen af en toe in de verte een vissershutje. Even overwegen we om de kust verder af te zakken en dan via Argentinië weer omhoog te rijden, zodat we daar weer goedkoop kunnen tanken want de diesel is hier meer dan 2x zo duur! Als we het nader onderzoeken, blijkt dat veel grensovergangen nog steeds dicht zijn sinds de Coronapandemie en dat we dan een omweg moeten maken van meer dan 1500 km naar de eerstvolgende grensovergang die wel open is. Hmmmm, dan maar terug naar San Pedro na twee weken aan de zee en langzaam klimmen we de bergen weer in door de kale lege woestijn. Pas als we boven de 3000 meter komen, zien we weer guanaco’s, vicuna’s en nandu’s. We overnachten in the middle of nowhere waar volgens de app Ioverlander, waar iedereen goede overnachtingsplekken in het wild op zet, zoet water uit de grond zou komen. We kunnen het haast niet geloven in de droogste woestijn ter wereld, maar als we aankomen blijkt er inderdaad een pijp uit de grond te komen met zoet, schoon water! Waarschijnlijk een ondergrondse bron die gevoed wordt door smeltwater uit de Andes. Michiel maakt gelijk van de gelegenheid gebruik en wast onze stoffige en door duizenden vogels ondergescheten ramen en zonnepanelen schoon. Iets wat op een camping in noord Chili echt niet zou kunnen en overal briefjes hangen om zuinig met water te doen.
Dat is dus wel een heel verschil met zuid Chili, dat met z’n groene bossen, zoetwatermeren, ijsvelden, besneeuwde bergen, gauchocultuur, andere flora en fauna én vele neerslag een compleet ander land lijkt, en ik hier ook wel een beetje gemist heb. In Chileens Patagonië hebben we lief en leed gedeeld met andere overlanders (die we hier buiten San Pedro niet veel ontmoeten) maar vooral ook met de familie Cabezas die ons zuid Chili door hun ogen heeft laten zien, waardoor het een extra dimensie heeft gekregen naast het overweldigende natuurschoon dat daar te zien is. Misschien hadden we Claudio z’n zus Carolina in Iquique moeten opzoeken om alle insides over noord Chili te leren. Maar twee weken geleden is Claudio’s moeder overleden en is zus uiteraard met haar gezin naar het zuiden afgereisd en wilden we haar daarom verder ook niet belasten in deze verdrietige tijd.
We zijn toe aan een andere cultuur, met veel kleur en geur, met ander eten, met andere gebruiken met nieuwe input en inspiratie. Het is tijd voor Bolivia, maar niet voordat uiteraard vlak voor vertrek de uitlaat afbreekt en we terug moeten naar een grote stad voor een nieuwe pijp, die ze daar niet blijken te hebben. Voor de 3e x terug naar San Pedro, waar Michiel de boel samen met een lasmannetje weer aan elkaar mcGyvert en we op de valreep ons 27 jarig jubileum vieren met een laatste heerlijke lunch bij een “6euro per menu” restaurant. We verblijven nog een nachtje bij Mauricio op z’n fijne camping, ik kroel nog een keer met Loekie de hond, download de lagunaroute die ons vanaf morgen naar Salar de Uyuni gaat brengen, de grootste zoutvlakte ter wereld. Waar ooit de foto is genomen door de vorige eigenaren van de truck, die ons de wagen deed kopen en deed verlangen om daar ooit zelf te staan op die grootste witte zoutvlakte en zo’n foto te kunnen nemen. En nu is het bijna zo ver!!!!
Argentinië is kampioen!
Afgelopen 2,5 week hebben we weer veel gezien en beleefd in Argentinië met hoogtepunten als Michiel z’n verjaardag vieren in een 5 sterren Bodega, de top van een berg bereiken met de truck op 5200 meter (letterlijk hoogtepunt), maar natuurlijk ook dat Argentinië wereldkampioen voetbal is geworden! Het gepolariseerde en failliete land en z’n bevolking hadden dit hard nodig. De winst verbroederd en maakt de Argentijnen trots en blij, superleuk om te zien en mee te maken.
Maar Argentinië was voor ons al kampioen voordat ze schitterden in een zinderende finale. Wat een heerlijk, divers en mooi land is het toch. De mensen die we ontmoeten zijn zo relaxed, (behalve dan bij voetbal, dan komt het hele emotiespectrum voorbij, we zien huilende mannen, schreeuwende vrouwen en uiteindelijk uitzinnig geluk voorbij komen). Het kan niemand iets schelen als we de truck voor hun huis parkeren voor een paar nachten of pal voor de kerk waar die dag een hoge bisschop van ver op bezoek komt om de volgende dag de heilige communie van een groepje dorpskinderen te doen. We worden niet weg gejaagd, er wordt geen politie gebeld, nee men komt vragen of we iets nodig hebben, of ze iets voor ons kunnen doen en of we alsjeblieft hun lieve dorpskerkje van binnen komen bekijken terwijl de mis aan de gang is. We leren weer een hoop van hun gastvrije, positief geïnteresseerde en altruïstische inborst t.o.v. ons, vreemdelingen. Hun openbrekende gezichten in een grote glimlach en opgestoken duimen als we aan komen rijden ergens, verwarmen ons hart keer op keer.
We zijn dus ondertussen in de Andes beland na een mooie, bochtige rit omhoog naar Tafi del Valle langs een kronkelende rivier en grote nevelwouden. We kunnen weer lekker onder het dekbed tegen elkaar aan kruipen, want hier zijn de nachten koel, overdag is het heerlijk zonnig en rond de 25 graden. Michiel maakt een flinke tocht op z’n mountainbike, we relaxen er een paar dagen en zien en horen de Argentijnen de halve finale winnen. We ontmoeten Beto en Cema, een Braziliaans stel op vakantie in hun camper en we blijken in het Duits met elkaar te kunnen communiceren omdat ooit hun opa’s en oma’s uit Duitsland/Zwitserland zijn geëmigreerd. We herinneren ons weer, van de vorige episoden in Zuid Amerika, dat veel bewoners hun oorsprong in Europa hebben, daar veel status en waarde aan hechten en er graag over vertellen. We zijn nog weinig in aanraking geweest met de oorspronkelijke bewoners van het continent, maar dat gaat vast nog wel gebeuren nu we meer richting noorden gaan.
De dagen daarna bevinden we ons op bekend terrein, omdat het een gedeelte overlapt met waar we vorige keer geweest zijn. Maar dat is helemaal niet erg, ook juist leuk om de lekkere eettentjes van toen weer te bezoeken en te weten waar we het beste boodschappen kunnen doen en geld kunnen halen. Ook bezoeken we museum Pachamama nog een keer waar kunstenaar Hector Cruz met z’n fantastische mozaïeken het hele gebouw tot één groot kunstwerk heeft gemaakt. Het blijft indrukwekkend en mooi. We pikken onderweg de Franse liftster Carolina op, die gezellig haar reisverhaal vertelt terwijl we langs groene wijngaarden en bloeiende cardon cactussen (vorige keer was het herfst en zag het er heel anders uit) naar Cafayate rijden, waar we gezellig met een paar biertjes in de kroeg met nog wat andere Fransen, Frankrijk de halve finale zien halen. Weer blije mensen om ons heen, altijd leuk!
Ik verras Michiel voor z’n verjaardag met een lunch bij Bodega Esteco, waar ik weken geleden al gereserveerd heb, want het is een kleinschalig en gewild restaurant in het prachtige witte koloniale landgoed gelegen midden in een grote wijngaard net buiten Cafayate. We eten verrukkelijke gerechten zoals gerookte aubergine in pindasaus, salade met lomoreepjes, gerookt draadjesvlees met quinoa, geitenkaas in een krokant jasje en panna cotta met gesuikerde walnoten. Bij iedere gang wordt een andere huisgemaakte wijn geserveerd die er perfect bij smaakt en zelfs de zoete dessertwijn vinden we geweldig. Gelukkig is er ook een winkel waar we de genoten wijn tegen weer verrassend lage prijzen kunnen inslaan en daarna buiken we uit bij het zwembad. Wat een lekker dagje weer!
Als Michiel de volgende ochtend nog wat extra wijn is inslaan voor we voor een tijdje naar de hoogvlakte (Puna geheten in Argentinië) verdwijnen en ik de wagen rijklaar aan het maken ben, komen Els en Dian langs, twee Nederlandse meiden die ook een half jaar op reis zijn door Zuid Amerika met een in Chili gekochte wagen met daktent. Het klikt meteen en al snel zitten we gezellig binnen te kletsen en tips uit te wisselen. Els blijkt fysiotherapeute en ik krijg nog wat nuttige (en helpende, blijkt nu) oefeningen voor m’n pijnlijke enkel en heupen van haar mee voor we afscheid nemen en ons social media gebeuren met elkaar uitwisselen.
We rijden de ons inmiddels bekende weg (ruta 40) terug naar Hualfin waar de weg begint van ons puna avontuur. Maar eerst blijven we nog een nacht bij de thermale baden daar, waar we heerlijk kunnen zwemmen in warm water en gebruik maken van de overdekte tweepersoons ligbaden om ‘s avonds samen uitgebreid te poedelen, wassen en drijven in het warme water dat daar opwelt uit de grond, super ontspannend. De schoonmaakster komt ons nog een zelfgemaakt brood (pan casero) brengen op het juiste moment, dat ons goed smaakt met een paar gebakken eieren.
Voor een paar dagen (denk ik) klimmen we met de truck verder de hoogte in om aan te komen op de Puna vol met zoutvlakten, woestijn, puntige vulkanen en kleurige rode, groene, witte en bruine bergen. Als ik me verdiep in de route en kijk hoeveel km’s we gereden hebben in de eerste dagen van dit avontuur, maak ik een nieuwe berekening en blijken we wel wat langer nodig te hebben om de 1000 km te overbruggen naar de Chileense grens, onze volgende bestemming. Uiteindelijk zijn we 10 dagen onderweg over deze prachtige, afgelegen route en halen we het precies met onze voorraden.
In een klein dorpje, (voor we de echte wildernis ingaan) met 200 inwoners, zien we Argentinië wereldkampioen worden in het enige restaurantje dat er is. De eigenaresse rent af en toe de keuken in en uit om ons te voorzien van lekkere empanada’s. De rest van de wedstrijd staat ze vooraan bij de megagrote t.v. het scherm te filmen en te fotograferen ondertussen luid kreten slakend als de bal dicht bij het doel van de Fransen komt. Haar jonge kinderen zijn nieuwsgierig en vragen ons waar we vandaan komen, als we Holanda noemen, roepen ze gelijk enthousiast dat ze hollandse klompjes hebben, ze herinneren zich niet meer dat ze die 8 maanden geleden van ons gekregen hebben en kijken stomverbaasd naar de foto’s die we toen van hun genomen hebben, te grappig.
De ripioweg (onverharde weg met veel stenen en wasbord ribbels) voert ons daarna langs onbewoonde en ver afgelegen gebieden zonder enige voorzieningen. Op de Puna lopen vicunas, de kleinste kameel achtige die door z’n gewilde fijne warme vacht bijna uitgestorven was. We zien er honderden, steeds in kleine groepjes van ongeveer 10. Ook zien we flamingo’s, nandu’s (soort struisvogels), wilde ezels, cavia’s, hagedissen en een vos. Blijkbaar is dit woeste gebied niet geheel onbewoonbaar. Wat er ook veel is te vinden, zijn kostbare mineralen en andere delfstoffen zoals zwavel, goud en lithium (het nieuwe goud). Zo stuiten we in the middle of nowhere ineens op een kantoortje met een stopbord (en wifi, whaaaat!!), het blijkt de ingang van een goudmijn die een eind verderop ligt en we mogen niet zelfstandig onze weg vervolgen, maar krijgen voor twee kilometer een escortwagen mee, daarna kunnen we alleen verder. Als de escortwagen is verdwenen, besluiten we ter plekke te parkeren en overnachten na een lange vermoeiende rijdag. Zo komt het dat we slapen op de goudmijn.
Zo’n 70 km verder ligt een oude zwavelmijn die al in 1979 gestopt en verlaten is omdat het niet meer rendabel was. Nu dus een spookdorp met ingestorte huizen en een oude lege kerk met klapperende luiken (het waait hier altijd en hard). De weg er naar toe is zo slecht en soms onvindbaar dat we 3 uur doen over 40 km. We komen niemand tegen. Groot is onze verbazing dan ook als de laatste 25 km geasfalteerd blijken te zijn, wat een geluk! We overnachten daar op 4000 meter hoogte en raken al aardig gewend aan de ijle lucht. Gelukkig hebben we geen last van hoogte ziekte, maar merken wel degelijk de invloed er van. Zo drogen we uit als oude besjes, zien m’n vingers er uit alsof ik weken in het het zwembad heb gelegen, moeten we om het uur plassen (ook ‘s nachts), hap ik regelmatig naar adem en haal ik zelfs die 5 km wandelen niet meer. We slapen allebei slecht. De waterkoker slaat niet meer af (en kookt daardoor droog, grrrrrr), de pasta wordt niet meer gaar en de havermoutpap blijft dun, wat een gekkigheid allemaal.
Een eindje verder ligt Mina Julia, nog een stuk hoger, waar de eigenlijke zwavel gedolven werd en met een kabelbaan naar Mina la Casualidad vervoerd werd. Die kabelbaan is ondertussen verroest en omgevallen, wel zien we nog een lichtgele streep door het landschap van 20 kilometer waar de wind het zwavelpoeder jarenlang uit de kabelbaanwagentjes heeft geblazen. Michiel wil er graag heen met de truck (die wil altijd tot het randje), ik zie er nogal tegenop en terecht. Door de hoogte raak ik versuft en ik voel de druk op m’n hoofd steeds groter worden. Ook onze horse with no name heeft het moeilijk en stoot grote witte wolken uit terwijl hij naar boven puft. Michiel durft, eenmaal bovenop de motor niet uit te zetten omdat die mogelijk niet meer zal starten. Enthousiast rent hij op de top van 5200 meter van de ene naar de andere kant om foto’s te nemen. Het uitzicht is prachtig 360 graden rond met aan de ene kant Argentinië en aan de andere kant Chili zover als het oog reikt zoutvlakten, woestijn en bergen. Ook zien we eindelijk de Llulaillaco berg met z’n besneeuwde top waar de geofferde incakinderen zijn gevonden die we in een museum in Salta hebben gezien vorige keer. Opgelucht dat we het gehaald hebben, zakken we na een half uur weer af naar beneden en rijden in een paar dagen terug naar de bewoonde wereld. Onderweg zien we veel glinsterende stenen, waardoor wij de naam Puna omdopen naar spiegeltjeswoestijn. Het blijkt Mica, natuurlijk glas in vele laagjes door vulkanen gevormd, we hebben het nog nooit gezien, het is een bijzonder gezicht en helaas niet te vangen in een foto.
In het eerstvolgende dorp van betekenis score ik een paar empanadas in het enige winkeltje dat er is en moet ik in het gastenboek een verhaaltje schrijven over wie we zijn en waar we vandaan komen. Nog twee dagen en veel woestijn en zandstormen verder, zijn we eindelijk in Jama bij de grenspost met Chili. Even zijn we in jubelstemming weer een benzinestation te zien, tot blijkt dat de wifi het niet doet, we er geen eten kunnen krijgen (het is kerstmis), de douche te goor voor woorden is en er de hele nacht een koelwagen met draaiende generator naast ons staat. Binnen no time verlangen we terug naar de Puna waar de stilte oorverdovend is en de schoonheid van het landschap een weelde voor al onze andere zintuigen. We hebben genoten en hopelijk jullie ook een beetje!
Op naar Chili en volgende avonturen, voor iedereen een gelukkig nieuwjaar en de allerbeste wensen voor 2023!
Op weg naar de Andes
Waar we er vorige episode 3 dagen over deden om van de Andes naar Uruguay te komen, doen we nu meer dan 3 weken over de terugweg, zo’n 1500 km. Er is niet bijster veel meer te zien aan de vlakke landbouwgronden onderweg, maar nu schijnt de zon, het is warm (soms zelfs té en blijven we hangen op campings met zwembaden of aan een rivier), we hebben alle tijd en er blijkt toch meer te zien dan we dachten.
We beginnen in de eerste stad over de grens, die we overigens in een makkelijk uurtje zo over gaan zonder de truck te hoeven verlaten. Gualeguaychu heet de stad, een naam die je niet hoeft te onthouden (ik zoek hem nu net ook weer op op google maps, want hij is gewoon niet te onthouden, én niet uit te spreken trouwens), en je hoeft er ook niet heen, niks te zien, niks te doen, dus vergeten maar. Wij moeten er wel heen om geld, diesel en boodschappen te scoren, simkaart voor internet hebben we nog en die werkt ook gelijk weer gelukkig.
We slaan stijl achterover van de voor ons zeer gunstige wisselkoers van de Argentijnse peso. Argentinië heeft dit jaar een inflatie van 100%! Supertriest voor de mensen hier die hun spaarcenten in waarde zien kelderen. Daarbij vergeleken is de inflatie in Europa een lachertje. Voor ons betekent het echter dat het levensonderhoud hier 4 á 5 x goedkoper is dan in Nederland, dat geldt voor brandstof, boodschappen, uit eten, campings enz….Echter onderdelen voor de truck, elektrische apparaten, kleding, schoenen en geïmporteerde spullen zijn hier net zo duur en voor een doosje Paracetamol betaal ik zelfs 5x meer dan in Nederland. Gekkigheid en klote voor de Argentijnen. Het valt ook echt wel op dat de sfeer minder ongedwongen is dan vorige keer, mensen hebben duidelijk zorgen en spreken die nu ook meer uit. De vrolijkheid en de volkseigenschap er het beste van maken hebben blijkbaar toch zo hun grenzen.
Gelukkig is daar nog het WK voetbal dat afleiding biedt. Voetbal is hier verheven tot een religie en daar draagt de Argentijnse beste voetballer ooit, Lionel Messi die bij ieder van zijn vele doelpunten een kruisje slaat en god een kusje stuurt, aardig aan bij. Niet voor niets scheelt zijn naam slechts 2 letters van het woord “Messias”, en zo wordt hij hier ook echt gezien. Overal worden voetbalshirts met zijn naam en nummer verkocht en iedereen draagt die ook dagelijks. Het straatbeeld afgelopen weken is zeer “wit/blauw” gestreept en iedereen is nummer 10, mannen én vrouwen én kinderen.
Wij vinden voetbal een overgewaardeerd spelletje, maar zoals het in Argentinië beleefd wordt, is het verheven tot een cultuur, en daar houden we wel van. Dus zorgen we iedere wedstrijd dat we een leuke kroeg vinden en installeren we ons op tijd om de heilige mis mee te maken en mee te juichen als de commentator weer eufoor “MEEEEESSSSSIIIIIIII!!!!!!” schreeuwt. Michiel enigszins obstinaat in z’n shirt waar “Holland” op staat en ik met een Argentijns vlaggetje, omdat ik echt hoop dat ze wereldkampioen worden, dat zou ik nou zo leuk vinden voor de Argentijnen. Dat het daarvoor zelfs nodig was “Naranja Mechanica”, zoals het Nederlands elftal hier genoemd wordt, te verslaan, vind ik dan ook helemaal niet erg. Spannend was het wel!
Gelukkig ontmoeten we nog genoeg vrolijke, enthousiaste en geïnteresseerde mensen en dat maakt de reis ook zo leuk. Zo ook Hugo, bij onze volgende stop op een camping aan een mooie rivier. Hij is jager en staat ieder weekend hier op de camping om ‘s nachts te jagen op vissen, konijnen, herten enz…., hij biedt ons vlees aan van een carpincho, of te wel een capibara, of te wel een waterzwijn. Ik wist niet eens dat je die kan eten. Beleefd slaan we z’n aanbod af. Hij is weg van de truck en van Michiel, ze kunnen elkaar nauwelijks verstaan, maar babbelen toch heel wat af, zo grappig. Er komen sowieso veel mensen voorbij voor een praatje en om foto’s te maken van de truck, lekker in campingoutfit of blote bast, het is heerlijk weer. Plots duiken er ook twee keurige dames op met een oudere welgeklede man. De ene dame is hoofd van toerisme van het dorp 10 km verderop, de andere fotografe en de man blijkt de burgemeester die te horen heeft gekregen dat er buitenlandse toeristen verblijven op de camping, blijkbaar een bijzonderheid. We worden officieel welkom geheten en uitgenodigd om naar het fiesta de Choripan, een festival met muziek en in teken van de typische broodjes bbqworst, te komen de volgende dag in het dorp. Met grote honger verschijnen we daar tegen lunchtijd maar blijkt het pas rond negenen ‘s avonds te beginnen. Ons Spaans is blijkbaar nog steeds niet goed genoeg, hahaha. Gelukkig wijst iemand ons naar een goede Parrilla (BBQrestaurant) verderop die wel open is en doen we ons te goed aan heerlijke malse koteletten en een grote schaal verse aardbeien met creme fraiche als toetje.
Het eten in Argentinië is niet heel erg verrassend meer, de keuze is pasta, pizza of grote stukken vlees met patat óf sla (niet én, gek genoeg) met vooraf empanada’s en als toetje flan (karamel pudding) of fruit. Nou kunnen we gelukkig goed leven met grote stukken vlees en een salade, en dat kunnen ze hier zo lekker maken dat we nauwelijks meer zelf koken of bbq-en. Voor de prijs hoeven we het, zoals eerder vermeld, echt niet te laten, we zijn nog niet meer dan 7,50 euro pp kwijt geweest voor drie gangen menu’s inclusief drank! Wat een feest. Lekkere tussendoortjes hier zijn chipas (kaasbroodjes), medialunas (halve maantjes of wel croissantjes), gevulde churros, pie de lemon (limoentaart met merengue) en tabla de picadas (kaas/worstplankje). Lekker brood blijft moeilijk te vinden, dus onze dagelijkse havermoutpap blijft er in als ontbijt.
Uiteraard moet er met al dat lekkere eten met her en der een wijntje of biertje ook bewogen worden. Nou dat is nog steeds wel een dingetje bij mij, meer dan 5 km wandelen zit er helaas nog niet in met m’n gewaggel, hoewel het steeds een beetje beter gaat. Daarnaast doet de temperatuur van rond de 35 graden ons ook niet echt aansporen tot actie, zwemmen blijft daarom de grote favoriet en daar kiezen we de verblijfplekken dan ook op uit. Omdat de zomer nog niet officieel is begonnen, staan nog veel zwembaden echter leeg. Zo ook bij de gemeente camping in Cordoba, wat echt heel jammer is, aangezien er net een hittegolf van start gaat met temperaturen die richting de 40 gaan. Geen weer voor een stadsbezoek helaas en we bezoeken vooral musea, ijssalons en bars met airco, van de stad zelf krijgen we weinig mee. Het bruisende studentenleven waar Cordoba om bekend staat, gebeurt vooral ‘s nachts wanneer wij uitgeteld en versleten liggen weg te zweten in een oververhitte camper. Als onze weerapps aangeven dat er volgende week nog een hittegolf (met dagen van 44!) aankomt in de regio waar we door heen moeten om bij de Andes te geraken, zijn we er even klaar mee. Gelukkig blijkt er vlakbij Cordoba een klein gebiedje met bergen te liggen. Dus rijden we snel omhoog bij de Sierras Chicas op zoek naar wat verkoeling.
Daar is het gelukkig inderdaad iets koeler en blijkt er ook van alles te doen en te beleven, dus blijven we 12 dagen en leven we weer helemaal op. Michiel maakt een paar mooie hikes, beklimt een berg en pakt af en toe z’n mountainbike voor een lekkere tour. Samen bezoeken we nog twee verrassend leuke musea met allerlei verzamelde verzamelingen, van dieren, mummies en muziekinstrumenten (vind ik vooral leuk) tot platenspelers, radio’s en oude speerpunten (vindt vooral Michiel leuk), en oude fietsen, motoren en auto’s, maar ook trouwjurken, tandartsstoelen en weefgetouwen om nog maar wat te noemen. We gaan naar Parque National Quebrada del condoritos, een mooie kloof waar jonge condors vliegles krijgen van hun ouders en waar kleine vogeltjes onbevreesd in en uit de camper vliegen en deze ontdoen van alle losliggende kruimels. We rijden met de truck een paar prachtige maar zeer steile en smalle bergweggetjes, spannend en avontuurlijk, helemaal als we een bruggetje tegenkomen waarvan we niet zeker weten of hier 12 ton overheen kan rijden, maar het lukt! Ook met de motor doen we een paar tochten langs o.a. mooie Italiaanse villa’s fraai gelegen in de bergen en een rokerij om wat gerookte kaas en worst (en een heerlijke appelchutney) te kopen. De verkoopster is zo blij met buitenlandse toeristen dat we ook hier weer een hele fotosessie ondergaan en op Instagram te kijk staan met onze gescoorde lekkernijen.
In Capilla del Monte, een hippiestadje waar in het verleden veel ufosightings zijn geweest waar ze qua toerisme nog steeds op teren, vinden we een hele leuke boerderijcamping met veel dieren en een groot zwembad gevuld met bronwater uit de bron die een eindje verder uit de grond omhoog welt. Er staan megadikke prachtige platanen die voor lekker veel schaduw zorgen, er is een grote moestuin met geurende venkel en mooie paars bloeiende uienbollen. Jonge geitjes sabbelen aan m’n vingers, de pauwen tonen trots hun waaiers van veren en schreeuwen er af en toe op los, er lopen grappige lama’s en als ik hard nies, begin met gitaarspelen of als Michiel op de truck timmert met klussen protesteren de 10 kalkoenen met een geschrokken en luid “kloekloekloe”, zo lachwekkend. De honden willen onvermoeibaar met stokken spelen en de katten willen alleen maar leverworst en houden helaas niet van kroelen. Ik heb m’n hangstoel aan een olijfboom gehangen, zwem af en toe een paar baantjes en wonderlijk genoeg weet Juan de eigenaar, altijd de juiste loungemuziek aan te zetten en dan ook nog eens niet te hard, wat in zuid Amerika een unicum is! Ik wandel in het dorp langs de vele hippie winkeltjes met 1000 soorten wierook, zelfgehaakte windvangers, selfhealboeken (zelfs een boek van Wim Hof ligt er, “become strong happy and healthy”) en alle mogelijke helende edelstenen. Ik vind er niks van mijn gading, blijkbaar voel ik me happy en heel genoeg. Gelukkig ook veel reformwinkels en daardoor lekkere noten, rozijnen en volkorenbrood. ‘s Avonds BBQ-en we en zo zijn er plots weer 6 dagen voorbij. We bezoeken nog een paar oude indianengrotten en het lukt gelukkig om daar een mooi rondje te wandelen, het doet ons denken aan Ayersrock in Australië, van die rode gladde overhangende grote rotsen. Na zonsondergang zijn de rotsen nog steeds warm en zien we her en der wilde cavia’s lopen. De laatste dag hier kijken we Nederland-Argentinië samen met de Argentijnen ondanks dat we van meerdere kanten waarschuwingen en krantenartikelen met het advies krijgen (uit Nederland) om dit niet te doen, omdat de gemoederen nogal op zouden kunnen lopen als ze verliezen. Maar het loopt gelukkig goed af, het wordt een mooi feestje dat samenvalt met de opening van het toeristenseizoen die avond en we vermaken ons kostelijk op het terras aan het centrale plein in het dorpje, waar het niet uitmaakt of je een hippie, travestiet, voetbalsupporter, gaucho, traditionele danser, Nederlander en/of toerist bent. Waar mensen tot diep in de nacht in hun bikini en korte broek lopen omdat het wederom zo’n zwoele avond is. Waar creoolse muziek klinkt en mensen spontaan opstaan van het terras, hun slippers uitschoppen en samen op hun blote voeten dansen of er nooit meer iets anders bestaat. Wat een heerlijke afsluiting van onze dagen in de Sierras Chicas.
De volgende twee dagen zijn saai, lang en heet als we weer door het lage, vlakke landbouwgebied rijden richting westen. We moeten weer door meerdere politiecontroles, meestal mogen we door, de agenten kijken meer op hun telefoon dan naar de weg. We worden 2x aangehouden. Eerst bij de provinciegrens waar we ons citrusfruit in moeten leveren, de appels en al het andere eten mag wel mee. De tweede keer omdat we geen gordel om hebben. De discussie die volgt gaat uiteindelijk voornamelijk over voetbal en als ze horen dat we uit Nederland komen, moeten ze hard lachen en mogen we gewoon door, hahaha. Aan het einde van dag twee zien we ineens donkere schimmen met wolken er boven aan de horizon. De Andes! Yes! Here we come!